De heenreis
Het is augustus 1997. Ik kom net terug uit Ladakh, het oude Tibetaanse koninkrijk in de Himalaya. Met vrienden van de "Bergvrung", een alpenclub uit Nederlands Limburg, was ik meegegaan op hun reis naar Ladakh. Het was bedoeld als voorbereiding op hun expeditie naar de Gasherbrum I of Hidden Peak in het volgende jaar. Ik had deelgenomen aan de beklimming van de Stok Kangri en de Golup Kangri, bergen van rond de zesduizend meter, maar wil nu ook nog met mijn zonen even de Alpen in trekken. Jaap mijn oudste zoon heeft een vakantiebaantje en kan niet mee. Dus ga ik met Bas, nu 14 jaar, lekker met zijn tweeën wat klimmen.
We gaan naar de Alpen om te klimmen, dat staat vast. Hoe en waar hebben we nog niet bepaald. We hebben gidsjes en kaarten mee van de meest uiteenlopende klimgebieden. Van Ötztal tot Chamonix en van Berner Oberland tot de Gran Paradiso. We laten de weergoden beslissen. Onderweg bepalen we aan de hand van de weerberichten waar we heen gaan. We hebben alle spullen mee, zowel voor rotsklimmen als voor hoogalpine touren in sneeuw en ijs. Onze kleine Lotus zit afgeladen vol. Twee rugzakken in de koffer en Bas bedolven onder de spullen die niet meer in het koffer gaan. Eigenlijk zouden we de helm moeten opzetten omdat we er anders geen plaats voor hebben. Bas zegt maar "het gaat wel", zo graag gaat hij met de cabrio naar de Alpen. We stoppen ergens langs de autobaan en zetten ons tentje op.
Het is ochtend. Een heerlijk zonnetje verwarmt onze tent. We hebben super goeie zin; het ziet er immers naar uit dat we de komende dagen goed weer gaan hebben. We volgen de weerberichten en komen zo in Wallis terecht. Bas wil dolgraag een vierduizender beklimmen. Dat laat zich regelen. Ik wil immers al lang eens terug naar de Bishorn. Hoewel deze berg technisch niet moeilijk is heb ik de beklimming al twee keer moeten afbreken. Een keer omdat mij klimpartner er niet op voorzien was, en een keer wegens het slechte weer. Het lijkt mij wel iets om met Bas te doen, dus we rijden naar Zinal. Derde keer, goeie keer? We gaan het Bishorn proberen.
We stoppen onderweg om nog een keer goed te eten, dan hoeven we vanavond alleen maar wat eenvoudigs in de tent te eten. Wanneer we in Zinal aankomen staat er bij de enige camping een bordje "complet". Shit, het zal toch niet waar zijn. We rijden naar het dorp en gaan naar het touristenbureau. Ik laat een lieftallige jonge dame voor ons naar de camping bellen. Maar een klein tentje, voor maar twee nachten, dat moet toch nog wel er bij kunnen. O.K., geregeld, op naar de camping. We zetten ons tentje op en om half tien kruipen we al in onze slaapzakken.
Bishorn Om 7.00 uur word ik wakker. Het regent, dus draai ik me nog een keer om. Om 8.00 uur staan we toch maar op. We rijden naar Zinal om brood en beleg te kopen, en lopen er nog een keertje door het dorp. Een voorzichtig zonnetje komt door. Terug op de camping ontbijten we op ons gemak en maken thee voor de tocht.
Hoewel het weer er niet best uitzag pakten we toch onze spullen om te vertrekken en legden de nog natte tent losjes in de auto. Het was 11.15 uur toen we op pad gingen richting cabane de Tracuit. Ik kende de weg goed en bereidde Bas voor op een steile lange klim van 1600 m. Af en toe zagen we door de wolken heen wat blauwe lucht, maar de bergen bleven in de wolken gehuld. Derde keer, goeie keer? Langzaam maar zeker gingen we verder omhoog. Bas vertelde over zijn wandeltochten naar de Schmadrihutte. Dat hij het eerste boven was en weer afdaalde om andermans rugzak over te nemen. Dat zou deze keer wel anders zijn. Ik had het voordeel dat ik net uit Ladakh terug was, Bas het nadeel dat hij al een paar weken niet meer had gesport. Een ongelijke strijd dus. Maar zonder klagen ging hij mee omhoog. De laatste 300 hoogtemeters tot de hut vielen hem erg zwaar. Door het terrein van zware rotsblokken ging hij héél langzaam. Hij moest steeds vaker uitrusten. Om ongeveer 16.30 uur kwamen we bij de hut aan. De Bishorn en de andere bergen lagen in de wolken. Het zag er niet best uit. 's Avonds viel er zelfs flink regen, en was de lucht helemaal dichtgetrokken met zware donkere wolken. Om 22.00 uur gingen we slapen. Het was afwachten wat de ochtend zou brengen.
Om 5.00 uur beginnen de mensen op te staan. Wij laten de grote drukte eerst even passeren en staan een half uurtje later op. De eerste blikken gaan richting venster. Aan de kant van het dal zie ik alleen maar sterren. Dan naar beneden en naar buiten. Het Bishorn en de Weishorn liggen onder een onbewolkte sterrenhemel. Nu ontbijten en alles klaar maken. Omdat Bas tot nu toe alleen nog maar in de hal of de Ardennen geklommen heeft gaat het allemaal wat langzaam. Hij is niet gewend om ook een borstgordel om te doen en weet niet goed welke kleren nu wel en niet over of onder de gordel moeten. Deze tocht is toch heel iets anders. De eerste keer in het echte hooggebergte. Ik denk terug aan toen ik zo oud was als hij, en ik met mijn vader de eerste echte gletsjertocht maakte. Het touw, de stijgijzers, de eerste spleten, alles komt weer terug. Voor Bas moet deze dag ongeveer hetzelfde zijn.
Om 6.00 uur lopen we naar de rand van de gletsjer. We doen de stijgijzers onder en vertrekken. Gelukkig zijn we vertrokken voor een tweetal touwgroepen van oudere heren. Ik loop niet graag achter een andere groep aan. Ik bepaal liever met mijn eigen groep het tempo. Na nog geen honderd meter gaat bij Bas een van de stijgijzers los. Enkele meters verder weer opnieuw. Het stoort mij nog het meest dat wij de oudere heren moeten laten passeren, maar er zit niks anders op. Ik pas het stijgijzer van Bas aan, en we gaan verder. Maar het is inmiddels wel al 6.30 uur. Het eerste gedeelte van de tocht is vrij vlak. Dat komt goed uit. Bas kan rustig leren om op stijgijzers te lopen, en wennen aan het lopen op de gletsjer. We steken de kom van de Turtmangletsjer over om aan de voet van de noordoostelijke flank van het Bishorn te komen. Gelukkig, de groep voor ons houdt links aan en gaat met een hele grote bocht over het vlakkere gedeelte van de flank omhoog. Wij nemen het rechtse spoor over de stijle zijde van de flank. Ook al heet het Bishorn een gemakkelijke vierduizender te zijn, we moeten toch ruim 800 m klimmen. Bas zal hem niet cadeau krijgen. Wanneer we steil omhoog gaan begint hij te voelen wat het wil zeggen om naar 4000 m te gaan. De hoogte doet zich voelen. Bas gaat heel goed. Een touwgroep hebben we ingehaald, en we lopen zeker niet langzamer als de groep die een eindje voor ons loopt. Naar mate we hoger komen krijgt Bas het zwaarder. Af en toe voel ik dat het touw niet wil volgen; Bas moet heel even stoppen. Hoe hoger we komen, hoe vaker het touw stopt. In het laatste stuk voor de topgraat moet hij zijn passen tellen. Echt afzien zonder klagen, netjes zoals dat hoort. Het Bishorn een makkie? Technisch wel, maar 4000 m blijft 4000 m. Iedereen die op die hoogte moest klimmen zonder acclimatisatie weet wat dat aan doorzettingsvermogen vraagt. Hoogteziekte heeft hij niet, maar "sterven" doet hij toch. Hij weet nu dat hij het haalt. De top die tot nu toe meestal in een wolkensluier gehuld was komt helemaal vrij. Na een korte stop aan de voet van het graatje naar de top, komen we om 11.00 uur boven. "Bas proficiat. Dat er nog veel mogen volgen". Voor bas moet dit een geweldige ervaring zijn, maar voor mij is het dat zeker ook. Met mijn zoon op een vierduizender, iets waarvan vele vaders dromen.
We genieten van het geweldige uitzicht en dalen na twintig minuten op de top af tot het platje aan de voet van de topgraat. Tijdens onze lunchpauze genieten we van het uitzicht op de bergen om ons heen. Het is onvoorstelbaar dat we vandaag zo'n mooi weer hebben. Mont Blanc, Berner Oberland, de hele Alpenketen kunnen we overzien. Dan beginnen we aan de afdaling naar Zinal. Door de inmiddels zachte sneeuw gaan we rustig naar beneden. Nu leert Bas waarom je zo vroeg moet vertrekken en zo snel moet zijn. Na een poosje begint hij net zo'n afkeer van de natte plakkerige sneeuw te krijgen als ik. Soms kleven wel tien centimeter dikke klompen sneeuw onder mijn schoenen. Dan lijken mijn bewegingen soms meer op kunstschaatsen dan op lopen. Beneden aan de sneeuwflank, in de gletsjerkom, is het net een oven zo warm. We stoppen om nog wat kleren uit te trekken en doen de stijgijzers af. Dan gaan we verder naar de hut. Om 14.30 uur komen we daar aan. We doen onze gordels af, reorganiseren de rugzak, halen onze spullen uit de hut en maken een flinke pauze. We zitten heerlijk in het zonnetje voor de hut en doen alles op ons gemak. We eten en drinken nog iets en bekijken de vele mensen waarvoor deze hut het doel was.
Tegen 16.00 uur gaan we door met onze afdaling. Het gaat héél langzaam. Bas gaat werkelijk voetje voor voetje. Ik moet elke twintig minuten twintig minuten wachten, en dit terwijl ik in een heel rustig tempo afdaal. Bas heeft last van een schouder, van een scheenbeen en een pijnlijke kuitspier. Hij heeft het echt moeilijk en moet afzien om verder te gaan. Wanneer ik een stuk lager in het dal kom maak ik nog een echte pauze. We eten nog iets en moeten weer verder. Ik probeer bas ervan te overtuigen dat we wat sneller moeten doorlopen willen we nog een plekje op de camping vinden en iets kunnen gaan eten, maar Bas blijft in een tergend langzaam tempo naar beneden lopen. Om half acht besluiten we dat ik het beste snel naar beneden loop, de tent alvast opzet en zie dat we nog ergens iets kunnen eten. Ik loop snel door en een uurtje later ben ik de tent aan het opzetten naast een nederlandse student en zijn vriendin.
Wanneer het tien uur geworden is en er van Bas nog steeds geen teken is begin ik me toch zorgen te maken. Ik vertrek en ga hem tegemoet. Ik loop in de richting van het pad waar hij vandaan moet komen. Het eerste stuk gaat over een asfaltweg langs de huisjes die op het onderste gedeelte van de helling liggen. Er staan veel bomen en het is er pikkedonker. Plotseling hoor ik een eind boven me tik...... tik ...... tik ..... tik ..... Het klinkt als skistokken op asfalt. Ja, .... het is Bas. Hij zit er helemaal door. Ik neem zijn rugzak over en we lopen naar de tent. We gaan direct naar de gaststube in de hoop dat we er nog iets te eten kunnen krijgen. De keuken is natuurlijk al gesloten, maar het vriendelijke meisje dat ons bediend regelt voor ons nog een paar sandwiches met salami. Het smaakt ons geweldig. We drinken wat en genieten nog even na van de geweldige tocht. Voor Bas is het een vreselijk zware tocht geweest, maar hij heeft er met volle teugen van genoten. Ik herken in hem iets van mijzelf; de voldoening van een prestatie die je voor jezelf hebt neergezet. We gaan terug naar de tent en slapen binnen enkele tellen.
Zaterdag 9 augustus. Vandaag is het een rustdag, we slapen uit. Wanneer de zon de tent verwarmt is het al vlug zo warm dat ik er toch maar uit kruip. Ik ga me wassen en was een paar T-shirts. Dan gaan we naar Zinal voor eten, tochtenvoer, en brood. Ik leg alle klimspullen in de zon te drogen. Op een centrale plek van de camping staan enkele lange tafels met banken. Een heerlijke plek om uitgebreid te brunchen met gebakken ei en gesmolten kaas. We bespreken de beklimming van gisteren en moeten beslissen welke berg er nu aan moet geloven. Bas lijkt niet geschrokken te zijn van het afzien van gisteren. Ik vraag hem of hij zin heeft in een "echte" tocht of liever iets lichters om wat te bekomen. Tot mijn verbazing kiest hij voor de echte tocht, waarop ik zeg "Ik weet wel een mooie tocht. Technisch kun je hem zeker aan, maar het is wel een echte zware!" waarop hij zegt "Dat is niet erg." Ik leg hem uit dat de überschreitung van de Pigne d'Arolla en de Mont Blanc de Cheilon doenbaar moet zijn, maar dat hij dan alle registers zal moeten open trekken. Hij wil die tocht maken. "O.K., als je die tocht achter de rug hebt mag je jezelf alpinist noemen, maar je zult afzien, echt afzien. In vergelijking met deze tocht was de Bishorn maar iets voor softies." Niets schijnt hem af te schrikken, dus ons besluit staat vast. Vandaag naar Arolla, morgen naar de Cabane de Vignettes, overmorgen over Pigne d'Arolla en de Mont Blanc de Cheilon naar de Cabane de Dix en de volgende dag over de Col de Riedmatten terug naar Arolla. We pakken alle spullen in de auto en vertrekken om drie uur richting Arolla. We rijden niet helemaal naar beneden in het Rhonedal, maar blijven bovenlangs en rijden via Vercorin. Het is een prachtige rit. Dit is een perfecte rustdag. Wanneer we het Val d'Herens inrijden krijgen we eerst een schitterend uitzicht op de Dent Blanche. We stoppen en lezen de beschrijving van de mogelijke route. Als we willen maken we hiervan ons volgende doel. Niemand die ons hiervan zou kunnen weerhouden. Deze vrijheid om beslissingen te nemen is belangrijker dan de beslissing die men neemt. Hoewel de beklimming via de zuid-graat best te doen is houden we ons toch aan onze planning; de Pigne d'Arolla en de Mont Blanc de Cheilon. Als deze tocht goed verloopt gaan we nog de Aiguille de la Tsa proberen. We rijden naar de camping, zetten onze tent op en gaan naar het dorp om wat te eten. We trekteren onszelf op een heerlijke kaasfondue en een lekker flesje wijn. Dan terug naar de tent, en om half elf liggen we weer in bed. Ik word 's nacht wakker van de bliksem. We zien wel weerlicht maar horen geen donder. Wanneer ik buiten de tent kijk zie ik boven ons alleen maar sterren. Om acht uur loopt de wekker af en beginnen we rustig aan met op te staan. We ontbijten rijkelijk; een gebakken eitje met kaas etc. We pakken alles in voor de tocht , en wachten tot de zon de tent wat heeft gedroogd. Ondertussen klets ik wat met een paar Nederlanders die een vijftal dagen vanuit de Cabane de la Tza zijn gaan klimmen. Tegen de middag breken we de tent af en vertrekken. We parkeren de wagen aan het einde van het dal en vertrekken kort na twaalf uur naar de Cabane de Vignettes. Op het heetst van de dag, onder een brandende zon, gaan we tegen de steile helling omhoog. Na een uurtje lopen moet ik even stoppen om mijn schouders te bedekken; ze worden vuurrood. We drinken wat en genieten van het schitterende uitzicht op de bergen aan de overzijde van het dal. De Aiguille de la Tsa steekt als een imposante naald uit de bergkam omhoog. Bas loopt prima. Hij is blijkbaar weer volledig hersteld van de Bishorn, het voordeel van de jeugd. We gaan verder en komen uit bij de gletsjertong. Wanneer we de gletsjer opgaan is het inmiddels tegen drie uur, en de sneeuw is erg papperig en zwaar. Een eindje omhoog, waar we de hut inmiddels goed zien liggen, pauzeren we op een gletsjertafel. Hier hebben we een mooi uitzicht op de noordwand van de Pigne d'Arolla. Dit is een tocht die ik nog wel eens wil doen. Heerlijk in het zonnetje bespreken we nog eens de tocht van morgen, een lange en zware tocht. Eerst "vlug" omhoog naar de Pigne d'Arolla, geen moeilijke tocht maar toch dik 3800m, en afdalen naar de oostelijke voet van de Mont Blanc de Cheilon. Dan komt eerst de zware klim tegen de steile sneeuwflank en dan nog eens over de rotsgraad naar de top. De afdaling over de normaal route naar de Cabane de Dix is wel lang maar niet moeilijk. Wanneer we uit de rots zijn voor het donker kunnen we in elk geval de hut bereiken. We doen het vandaag rustig aan en sparen ons voor morgen. We beginnen aan de laatste klim. Door de grote sneeuwkom gaat het heel langzaam naar boven. Om tien na vier ben ik boven, en Bas volgt iets later. We installeren ons op het oude helikopterplatform en genieten van deze windstille zonnige namiddag en het geweldige panorama. We zitten te kijken naar de oostelijke kant van de Pigne d'Arolla. Hier komt een gletsjer steil naar beneden. Heel duidelijk zien we hoe het spoor onder een paar dreigende seracs door, en dan langs de zuidelijke kant omhoog gaat. Het gaat een stukje over blank ijs, maar voor de rest ziet het er simpel uit. De zon gaat al vroeg achter de Pigne d'Arolla onder en dan koelt het snel af. We gaan de hut in en zetten een grote kan met thee. Uitvoerig bestuderen we de route voor morgen. Het zal een pittige tocht worden. Technisch mag er geen probleem zijn, maar conditioneel zal het wel wat vragen. Voor Bas, die buiten de Bishorn nog geen hoogalpine ervaring heeft, zal het een waanzinnige ervaring zijn. Ik zal dubbel voorzichtig moeten zijn. Een keer voor mijzelf en een keer voor Bas. Wanneer we in de rots komen zal ik alles moeten voorklimmen Bas zekeren. Niet alleen zal ik Bas moeten coachen en aanwijzingen geven over de te gebruiken techniek en de route, ook zullen we meer tijd nodig hebben dan wat voor deze tocht normaal is. Niet omdat we langzamer zijn met klimmen, maar omdat ik geen risico wil nemen en Bas in de rots alles gezekerd wil laten klimmen. Wanneer het niet zou gaan zoals verhoopt kunnen we nog altijd uitwijken naar de afdaling van de Pigne d'Arolla naar de Cabane de Dix. Na het eten bestuderen we het Hüttenbuch. Veel passanten die over de gletsjer richting ************ afdalen. Ook nog al wat mensen die de traverse van de Pigne d'Arolla maken. Cabane de Vignettes naar Cabane de Dix of omgekeerd. Maar slechts raar of zelden iemand die onze tocht heeft gemaakt. Het geeft toch wel een heerlijk gevoel wanneer je weet dat je de platgetreden paden kunt verlaten. De een verlaat de asfalt en neemt een wandelpad, de volgende verlaat het wandelpad en neemt het bergpad, en zo gaat het verder via klettersteig en eenvoudige beklimmingen naar moeilijkere bergen, zwaardere routes en hogere toppen. Het verleggen van je grenzen, de overwinning op jezelf, dat is het grootste succes. Niks is persoonlijker dan klimmen. En niks is mooier dan klimmen met je eigen zoon waarin je de herhaling ziet van je eigen lessen in de bergen. We eten en kletsen nog wat, en gaan dan naar bed. Het is vijf uur, we worden gewekt. Met de aan een beklimming voorafgaande spanning gaat iedereen naar het venster kijken hoe het er buiten uitziet. Alles rustig en mooi. Het weer ziet er stabiel uit en de vooruitzichten zijn prima. Iedereen naar beneden voor het ontbijt. Het is er een drukte van je welste. Slechts enkelen gaan naar de Pigne d'Arolla, maar niemand maakt een tocht zoals die van ons. Bas zijn motivatie om deze tocht te maken is groter dan een berg. Ik heb er alle vertrouwen in. Om zeven uur vertrekken we. Het is schitterend weer. Staal blauwe lucht en windstil. We binden onze stijgijzers onder en vertrekken. Er is een touwgroep voor ons die al in het stuk onder de seracs zit. Ik heb Bas er op gewezen dat je, hoe klein het risico op neerstorten van een serac op zo'n vroeg uur ook is, je altijd moet maken dat je zo vlug mogelijk uit de vallijn van de serac weg bent. We hebben een hoog tempo en halen de touwgroep die voor ons vertrokken was al in het eerste steile stuk in. Wanneer we boven in dit steile stuk een stuk blank ijs moeten oversteken roep ik Bas toe dat hij er zijn stijgijzers met alle punten moet inzetten, de volle zool op het ijs moet plaatsen en zeker niet mag "kanten". Ik loop door en houd het touw goed strak. Wanneer Bas op het blanke ijs komt gaat hij toch nog bijna onderuit, maar ik heb mijn pickel waarop ik hem zeker goed diep in de sneeuw steken en heb hem vast op het moment dat hij zichzelf al corrigeert. "O.K., ........... alles in orde, ......... nu begrepen wat ik bedoel ? " Verder gaat hij netjes over het blanke ijs. Wanneer we boven aan de steile flank aankomen zien we achter ons in het zuiden donkere wolken hangen. Geen rede voor zorgen, maar ik zal het weer toch in de gaten moeten houden. Nu ligt er een grote sneeuwflank voor ons die ons naar het zadel tussen de noord- en zuidtop voert. Met een flink tempo lopen we door. Na anderhalf uur klimmen maken we een pauze van twintig minuten. Het is lekker warm geworden in het zonnetje en we trekken wat van de warmste kleren uit. Terwijl wij wat drinken halen ons twee italianen in die op weg zijn naar de zuidtop, terwijl wij verder gaan naar de hoofdtop. Aangekomen op het zadel waaien ons de wolken om de oren. Snel gaan we verder omhoog. Om kwart na negen staan we boven op de top, 3869m . We blijven maar heel even boven want ik wil zo snel mogelijk naar beneden richting Mont Blanc de Cheilon. Het eerste gedeelte verloopt onze route nog over het spoor dat voert naar de Cabane de Dix. Ik neem het beeld van de route naar de hut goed in me op en print herkenningspunten goed in mijn geheugen. Als het weer zou omslaan, hetgeen altijd kan gebeuren, is dit immers de weg die ons naar de hut moet voeren. Aan het licht zie je dat de bewolking heel dun is, maar soms is het zicht slecht, en dan weer heel goed. Tempo, tempo! We moeten verder. Wij hebben niet de rest van de dag voor de afdaling zoals de Italianen en de touwgroep die we achter ons hebben gelaten. Wij moeten nog een bergje extra doen. We verlaten het spoor dat naar de Cabane de Dix voert en gaan door de kom onder La Serpentine door richting Col de la Serpentine. We maken een korte lunchpauze wanneer we onder de col midden in de kom zijn. Van hieruit hebben we een heel goed zicht op de sneuwflank van de Mont Blanc de Cheilon. Een steile flank van 300m hoogte, grotendeels 45° steil. Het ziet er goed uit en het weer klaart verder op. We gaan verder en beginnen aan onze klim. Deze steile firnhelling geeft geen problemen, maar het is wel werken geblazen. Bas volgt goed en klimt heel zeker. Ik hoef niet te stoppen om hem te zekeren, we klimmen gelijktijdig aan het touw omhoog. We klimmen midden over de helling recht omhoog. Dit is niet alleen het snelst, maar ook blijven we zo uit de buurt van de sneeuwluifels. Wanneer we aan het einde van de sneeuwhelling aankomen, op 3827m waar we op de rotsgraat over gaan, kijken we rechtsom in de noordelijke wand. We zien reusachtige sneeuwluifels die over de rots hangen zoals een donsdekbed over de rand van een bed. Ik wijs Bas op dit gevaar dat tijdens onze beklimming totaal niet te zien was geweest. Aan onze rechter kant valt de wand steil 600m naar beneden om uit te komen op de gletsjer, terwijl hij links bijna loodrecht 300m naar beneden stort. Vlot klimmen we over de graat naar het punt waar we twintig meter moeten abseilen. Het is een bijna loodrechte plaat die eindigt op een richel die naar een plateautje van enkele vierkante meters voert. Een grote rotspunt waaraan enkele half rotte geofferde touwtjes hangen markeert de "abseilstelle". Ik gaa langs het touw naar beneden, en Bas komt achter mij aan. Als Bas veilig op het plateautje is aangekomen haal ik het touw naar beneden. Ik zie het uiteinde van het touw doven over het randje verdwijnen, en dan zit het touw vast. "Shit, het zal niet waar zijn?" Ik probeer met zwiepen, slingeren en rukken om het touw weer los te krijgen, maar alles is zinloos. Wat nu? Voor ons staan twee torens die de toegang tot de topgraat blokkeren en waar we zonder touw niet omheen kunnen. Achter ons hangt het touw langs een twintig meter hoge loodrechte wand. Links en rechts een afgrond waarlangs we niet omlaag kunnen. Er zit maar een ding op, ik moet terug omhoog klimmen en het touw gaan losmaken. Als ik de wand bekijk waarlangs het touw hangt krijg ik al klamme handjes. Zoiets klim ik in de Ardennen maar met moeite na, en dan met wrijvingschoentjes. Hier ga ik met deze kunststof "klompen" niet tegen omhoog. Ik ga de route nemen die men klimt wanneer men de überschreitung andersom maakt. Ik heb ongeveer dertig meter touw beneden liggen. Dat moet genoeg zijn om Bas mij te laten zekeren. Ik doe mijn rugzak af en bind me in. Als ik een goede zekering gemaakt heb komt Bas om mij te zekeren. Ik klim langs de zuidkant van de kam langs de normale route omhoog. Het is goed te doen, maar de route loopt schuin door de flank omhoog. Dat haal ik met dit stuk touw nooit. Het is wel niet moeilijk klimmen, maar ongezekerd ga ik hier toch verder. Er zit maar een ding op; terug naar het plateautje en iets anders proberen. Dan ga ik maar langs de noordwand proberen. Wanneer ik ongeveer tien meter omhoog ben geklommen kom ik aan een overhangend stuk rots waar ik niet omheen kan. Ik heb onvoldoende touw om er onderdoor te klimmen en er achter onhoog te gaan. Weer terug naar het plateautje. "Shit, wat nu?" We hebben al heel wat tijd verloren en zijn nog geen stap verder. Als ratten in een val op 3800m hoogte. Ik heb geen zin om hier te gaan zitten wachten op hulp. Hoe vaak maakt men deze tocht? Ik denk terug aan het hüttenbuch gisteren avond. Wat vonden we het toch schitterend dat deze tocht zo weinig gemaakt wordt. Nou hier zitten we dan mooi. We kunnen natuurlijk wachten tot het donker is en dan lichtsignalen geven naar de Cabane de Dix die we ver beneden zien liggen. Er kan ons hier weinig gebeuren, het is een veilige plek, het weer is weer helemaal opgeklaard, en ze zullen ons zeker op tijd vinden. Maar ik wil dat verdomde touw hebben en gewoon verder klimmen. O.K. dan. Ik zal dan maar recht omhoog klimmen. Liever proberen dan stomweg zitten wachten op hulp. Bas kan mij zekeren, en wanneer ik recht omhoog klim is het touw zeker lang genoeg. Ik ontspan me volledig en concentreer me op de wand. Ik bestudeer elke mogelijke greep, en zoek naar mogelijkheden om een tussenzekering aan te brengen. Het probleem is de onderste vijf meter. Het klimmen zal wel lukken, ........ denk ik, maar ik zie geen zekeringspunt! O.K., daar gaan we. "Bas let goed op! Het kan goed zijn dat ik eruit flikker, dan moet jij me houden, anders sodemieter ik die wand naar beneden." Ik klim voorzichtig en zoek elk keer wanneer ik redelijk goed kan staan het volgende stukje wand af op zoek naar greepjes of spleetjes. Ik heb geluk, eerder dan verwacht is er een mogelijkheid om een tussenzekering te leggen. Ik vraag me af of ze een val zal kunnen houden, maar ze zal hem in elk geval wel breken. Dan kom ik aan een stuk uitstekende rots waar ik een bandschlinge omheen kan hangen. "Pffffff......" Als ik nu val is het niet meer zo erg. Nu kom ik er wel doorheen. Na dit eerste moeilijke stuk lijkt de rest zo simpel en vlot te gaan. Ook moeilijkheid en gevaar zijn relatieve begrippen, dat is weer eens bewezen. Ik ben nog niet boven of ik ben al aan het analyseren wat ik fout heb gedaan. Ik ben nieuwsgierig naar de juiste oorzaak van het blokkeren van het touw. Voor dat ik er erg aan heb kom ik aan de rand waarover ik het uiteinde van het touw had zien verdwijnen. Voor me kijk ik recht tegen het uiteinde van het touw. Het zit met het stukje verdikking, waar het touw is afgebonden om het tegen rafelen te beschermen, geklemd in een V-vormige spleet van een rots. Ik herinner me nog dat ik bij het abseilen het touw langs deze rots had gelegd omdat het dan niet vast kon komen te zitten. Ik was als eerste naar beneden gegaan en had Bas vergeten erop te wijzen dat wij het touw op dezelfde manier om de rotsblok moest terug plaatsen. Waarom heb ik er niet aan gedacht? Omdat het zo vanzelfsprekend is? Nee, ik was gewoon even vergeten dat Bas nog veel dingen moet leren, en deze les had hij nog niet gehad. Nou ja, deze les zullen we alle twee wel nooit meer vergeten. Ik neem het touw en maak alles terug klaar om er langs naar beneden te gaan. Ik leg het touw mooi om de rotsblok heen en sta in een mum van tijd weer naast Bas. "Nou Bas, wat doen we nu? Met dat gekloot met het touw hebben we veel tijd verloren. We kunnen langs de normale route terug en afdalen naar de hut, dan zijn we zeker voor het donker binnen, of proberen om door te klimmen, maar dan weet ik niet of we het zullen halen. De kans zit er in dat we dan zullen moeten bivakkeren." "Dat is niet erg." "Heb je nog genoeg drinken over, en nog wat te eten?" Bas knikt instemmend, en terwijl ik bij mezelf denk "dat heb ik hem toch niet vergeten te leren; nooit alles opeten en opdrinken" zeg ik: "O.K., dan gaan we door!" Ik realiseer me wat deze keuze wil zeggen wanneer we niet tijdig van de berg af zijn, maar het weer is inmiddels weer helemaal opgeklaard. De eerste passage is de toren die de toegang tot de topgraat blokkeert. Je kunt er niet omheen maar moet er over heen klimmen. Geen probleem. Het is heerlijk klimmen zonder veel moeilijkheden. Omdat we aan alle twee de kanten nogal een flinke afgrond hebben klim ik alles voor en leg voldoende tussenzekeringen. Er zijn voldoende rotsen om met schlinges te zekeren. Dit gaat lekker snel. De kans op een val is vrij gering, maar veiligheid gaat voor. Elke keer stop ik om Bas na te zekeren. Dit kost natuurlijk veel extra tijd hetgeen de kans op een bivak erg groot maakt, maar een bivak is niet gevaarlijk en snel maar ongezekerd klimmen zou dat wel kunnen zijn. We maken geen pauze en klimmen snel verder. Alles gaat vlot tot op een punt waar de graat steil omhoog gaat en de rots van hele slechte kwaliteit is. Alles wat ik vast neem komt los. Ik klim aan de noordkant onder de graat naar de noordwand in op zoek naar betere rots. Als heel snel kom ik bij een mooie schoorsteen waar ik goed door omhoog kan klimmen. Wanneer Bas roept dat ik nog maar een paar meter touw heb zit ik weer op de graat. Bas klimt vlot na, hoewel hij het in de slechte rots toch wel even moeilijk heeft en het goed is dat hij gezekerd klimt. Met een afgrond van zeshonderd meter onder je voeten in slechte rots is geen pretje. Nu is het niet ver meer naar de top. De zon is al een tijdje achter onze top, maar wanneer de graat minder steil is zie ik hoe de zon langzaam achter de horizon van toppen onder gaat. Het is heerlijk klimmen en het uitzicht tijdens deze laatste touwlengte is adembenemend. De lucht kleurt in alle schakeringen rood. Het licht is warm maar de lucht is koud. Wanneer we op de top aankomen is het acht uur. We laten ons het plezier van het succes niet ontnemen en genieten van het onvoorstelbare uitzicht. We maken topfoto's en gaan dan direct aan de afdaling beginnen. We dalen af over de normaal-route die over de westgraat loopt. In tegenstelling tot de afbeeldingen in de gidsjes ligt er echter geen sneeuw meer op de graat. We moeten dus over de graat naar beneden klimmen. We klimmen vlot aan het korte touw en zekeren alleen de wat moeilijker stukken af. Soms is er een scherp sneeuwgraatje, dan weer rots. Nu de zon volledig onder is wordt het snel donker. We klimmen richting La Ruinette, de berg voor ons, waar onder over de gletsjer het spoor naar de hut voert. Als we van de graat af zijn halen we de hut. Het zal net wel of net niet lukken. Hoewel het weer vast, windstil en wolkenloos is, en een bivak voor Bas een goede les zou zijn, wil ik toch liever niet op het graatje moeten bivakkeren. Omdat ik steeds minder kan zien heb ik mijn hoofdlampje al opgezet, maar dan sta ik voor een sneeuwgraatje. Dit is me te link. Ik zie te weinig om de situatie goed te kunnen inschatten, en Bas zal wel echt vermoeid geworden zijn. De kans op een foutje neemt nu snel toe. Er is maar een verstandige beslissing; een bivak maken. Deze plek op de smalle graat is niet erg comfortabel, maar wel veilig. Ik maak een zekering en we kruipen beide in onze bivakzakken. Achter een sneeuwrandje zoeken we wat beschutting. Hooguit twintig centimeter hoog is de sneeuw opgewaaid. We praten wat en rusten uit. Zonder matje of slaapzak is het moeilijk om een plekje te vinden waar je een houding kunt annnemen die op liggen lijkt. Slapen doen we nauwelijks. Het waait niet en er is geen wolkje te bespeuren. Zonder lichtvervuiling, er is niks van de bewoonde wereld te zien, is de sterrenhemel prachtig. Zo helder kun je de sterren alleen vanaf een schip op zee of in de woestijn zien. Langzaam gaat de nacht voorbij. Vallende sterren en een enkel vliegtuig zijn het enige wat er beweegt. We tellen de uren af. Dan komt er licht in het oosten. Nu is het pas echt koud. Nog even? Nee nog heel lang voordat de eerste zonnestralen ons wat verwarmen. Klappertanden en wachten, meer kunnen we niet doen. Wanneer eindelijk de eerste zonnestralen komen steken we onze voeten boven de sneeuwrichel uit om wat warmte op te vangen. We blijven liggen tot de zon merkbaar warmte begint te geven. Dan staan we op. Nu komen we vlug weer op themperatuur en vervolgen onze afdaling over de graat. Na een laatste sneeuwgraatje loopt het allemaal vlot. Nu is er geen enkel probleem meer, en vervolgen we een mooie afdaling over de gletsjer onder de noordwand van de Ruinette. Beneden zien we de grote vlakte van de ***** gletsjer die ons naar de col richting Cabane de Dix voert. Beneden op de grote sneeuwvlakte is het al vlug erg warm. We lopen verder naar de hut en ploffen op de bank die tegen de muur staat. Even niks doen en genieten van het schitterende uitzicht op de Pigne d'Arolla en de Mont Blanc de Cheilon. We genieten bij het zien van de tocht die we hebben gemaakt. We rusten, eten en gaan vroeg slapen. Na een goede nachtrust en weer helemaal fit, vertrekken we richten Col de Riedmatten. We volgen de vlaggetjes die overal op de gletsjer die we moeten oversteken staan geplant. Dan even omhoog naar de Col en een lange mooie afdaling door de alpenweiden van het skigebied van Arolla terug naar het dal. Heerlijk zonnig en warm is het een heerlijke tocht. Voortdurend hebben we een schitterend uitzicht op de Aiguille de la Tza, ons volgende doel.
Het is augustus 1997. Ik kom net terug uit Ladakh, het oude Tibetaanse koninkrijk in de Himalaya. Met vrienden van de "Bergvrung", een alpenclub uit Nederlands Limburg, was ik meegegaan op hun reis naar Ladakh. Het was bedoeld als voorbereiding op hun expeditie naar de Gasherbrum I of Hidden Peak in het volgende jaar. Ik had deelgenomen aan de beklimming van de Stok Kangri en de Golup Kangri, bergen van rond de zesduizend meter, maar wil nu ook nog met mijn zonen even de Alpen in trekken. Jaap mijn oudste zoon heeft een vakantiebaantje en kan niet mee. Dus ga ik met Bas, nu 14 jaar, lekker met zijn tweeën wat klimmen.
We gaan naar de Alpen om te klimmen, dat staat vast. Hoe en waar hebben we nog niet bepaald. We hebben gidsjes en kaarten mee van de meest uiteenlopende klimgebieden. Van Ötztal tot Chamonix en van Berner Oberland tot de Gran Paradiso. We laten de weergoden beslissen. Onderweg bepalen we aan de hand van de weerberichten waar we heen gaan. We hebben alle spullen mee, zowel voor rotsklimmen als voor hoogalpine touren in sneeuw en ijs. Onze kleine Lotus zit afgeladen vol. Twee rugzakken in de koffer en Bas bedolven onder de spullen die niet meer in het koffer gaan. Eigenlijk zouden we de helm moeten opzetten omdat we er anders geen plaats voor hebben. Bas zegt maar "het gaat wel", zo graag gaat hij met de cabrio naar de Alpen. We stoppen ergens langs de autobaan en zetten ons tentje op.
Het is ochtend. Een heerlijk zonnetje verwarmt onze tent. We hebben super goeie zin; het ziet er immers naar uit dat we de komende dagen goed weer gaan hebben. We volgen de weerberichten en komen zo in Wallis terecht. Bas wil dolgraag een vierduizender beklimmen. Dat laat zich regelen. Ik wil immers al lang eens terug naar de Bishorn. Hoewel deze berg technisch niet moeilijk is heb ik de beklimming al twee keer moeten afbreken. Een keer omdat mij klimpartner er niet op voorzien was, en een keer wegens het slechte weer. Het lijkt mij wel iets om met Bas te doen, dus we rijden naar Zinal. Derde keer, goeie keer? We gaan het Bishorn proberen.
We stoppen onderweg om nog een keer goed te eten, dan hoeven we vanavond alleen maar wat eenvoudigs in de tent te eten. Wanneer we in Zinal aankomen staat er bij de enige camping een bordje "complet". Shit, het zal toch niet waar zijn. We rijden naar het dorp en gaan naar het touristenbureau. Ik laat een lieftallige jonge dame voor ons naar de camping bellen. Maar een klein tentje, voor maar twee nachten, dat moet toch nog wel er bij kunnen. O.K., geregeld, op naar de camping. We zetten ons tentje op en om half tien kruipen we al in onze slaapzakken.
Bishorn Om 7.00 uur word ik wakker. Het regent, dus draai ik me nog een keer om. Om 8.00 uur staan we toch maar op. We rijden naar Zinal om brood en beleg te kopen, en lopen er nog een keertje door het dorp. Een voorzichtig zonnetje komt door. Terug op de camping ontbijten we op ons gemak en maken thee voor de tocht.
Hoewel het weer er niet best uitzag pakten we toch onze spullen om te vertrekken en legden de nog natte tent losjes in de auto. Het was 11.15 uur toen we op pad gingen richting cabane de Tracuit. Ik kende de weg goed en bereidde Bas voor op een steile lange klim van 1600 m. Af en toe zagen we door de wolken heen wat blauwe lucht, maar de bergen bleven in de wolken gehuld. Derde keer, goeie keer? Langzaam maar zeker gingen we verder omhoog. Bas vertelde over zijn wandeltochten naar de Schmadrihutte. Dat hij het eerste boven was en weer afdaalde om andermans rugzak over te nemen. Dat zou deze keer wel anders zijn. Ik had het voordeel dat ik net uit Ladakh terug was, Bas het nadeel dat hij al een paar weken niet meer had gesport. Een ongelijke strijd dus. Maar zonder klagen ging hij mee omhoog. De laatste 300 hoogtemeters tot de hut vielen hem erg zwaar. Door het terrein van zware rotsblokken ging hij héél langzaam. Hij moest steeds vaker uitrusten. Om ongeveer 16.30 uur kwamen we bij de hut aan. De Bishorn en de andere bergen lagen in de wolken. Het zag er niet best uit. 's Avonds viel er zelfs flink regen, en was de lucht helemaal dichtgetrokken met zware donkere wolken. Om 22.00 uur gingen we slapen. Het was afwachten wat de ochtend zou brengen.
Om 5.00 uur beginnen de mensen op te staan. Wij laten de grote drukte eerst even passeren en staan een half uurtje later op. De eerste blikken gaan richting venster. Aan de kant van het dal zie ik alleen maar sterren. Dan naar beneden en naar buiten. Het Bishorn en de Weishorn liggen onder een onbewolkte sterrenhemel. Nu ontbijten en alles klaar maken. Omdat Bas tot nu toe alleen nog maar in de hal of de Ardennen geklommen heeft gaat het allemaal wat langzaam. Hij is niet gewend om ook een borstgordel om te doen en weet niet goed welke kleren nu wel en niet over of onder de gordel moeten. Deze tocht is toch heel iets anders. De eerste keer in het echte hooggebergte. Ik denk terug aan toen ik zo oud was als hij, en ik met mijn vader de eerste echte gletsjertocht maakte. Het touw, de stijgijzers, de eerste spleten, alles komt weer terug. Voor Bas moet deze dag ongeveer hetzelfde zijn.
Om 6.00 uur lopen we naar de rand van de gletsjer. We doen de stijgijzers onder en vertrekken. Gelukkig zijn we vertrokken voor een tweetal touwgroepen van oudere heren. Ik loop niet graag achter een andere groep aan. Ik bepaal liever met mijn eigen groep het tempo. Na nog geen honderd meter gaat bij Bas een van de stijgijzers los. Enkele meters verder weer opnieuw. Het stoort mij nog het meest dat wij de oudere heren moeten laten passeren, maar er zit niks anders op. Ik pas het stijgijzer van Bas aan, en we gaan verder. Maar het is inmiddels wel al 6.30 uur. Het eerste gedeelte van de tocht is vrij vlak. Dat komt goed uit. Bas kan rustig leren om op stijgijzers te lopen, en wennen aan het lopen op de gletsjer. We steken de kom van de Turtmangletsjer over om aan de voet van de noordoostelijke flank van het Bishorn te komen. Gelukkig, de groep voor ons houdt links aan en gaat met een hele grote bocht over het vlakkere gedeelte van de flank omhoog. Wij nemen het rechtse spoor over de stijle zijde van de flank. Ook al heet het Bishorn een gemakkelijke vierduizender te zijn, we moeten toch ruim 800 m klimmen. Bas zal hem niet cadeau krijgen. Wanneer we steil omhoog gaan begint hij te voelen wat het wil zeggen om naar 4000 m te gaan. De hoogte doet zich voelen. Bas gaat heel goed. Een touwgroep hebben we ingehaald, en we lopen zeker niet langzamer als de groep die een eindje voor ons loopt. Naar mate we hoger komen krijgt Bas het zwaarder. Af en toe voel ik dat het touw niet wil volgen; Bas moet heel even stoppen. Hoe hoger we komen, hoe vaker het touw stopt. In het laatste stuk voor de topgraat moet hij zijn passen tellen. Echt afzien zonder klagen, netjes zoals dat hoort. Het Bishorn een makkie? Technisch wel, maar 4000 m blijft 4000 m. Iedereen die op die hoogte moest klimmen zonder acclimatisatie weet wat dat aan doorzettingsvermogen vraagt. Hoogteziekte heeft hij niet, maar "sterven" doet hij toch. Hij weet nu dat hij het haalt. De top die tot nu toe meestal in een wolkensluier gehuld was komt helemaal vrij. Na een korte stop aan de voet van het graatje naar de top, komen we om 11.00 uur boven. "Bas proficiat. Dat er nog veel mogen volgen". Voor bas moet dit een geweldige ervaring zijn, maar voor mij is het dat zeker ook. Met mijn zoon op een vierduizender, iets waarvan vele vaders dromen.
We genieten van het geweldige uitzicht en dalen na twintig minuten op de top af tot het platje aan de voet van de topgraat. Tijdens onze lunchpauze genieten we van het uitzicht op de bergen om ons heen. Het is onvoorstelbaar dat we vandaag zo'n mooi weer hebben. Mont Blanc, Berner Oberland, de hele Alpenketen kunnen we overzien. Dan beginnen we aan de afdaling naar Zinal. Door de inmiddels zachte sneeuw gaan we rustig naar beneden. Nu leert Bas waarom je zo vroeg moet vertrekken en zo snel moet zijn. Na een poosje begint hij net zo'n afkeer van de natte plakkerige sneeuw te krijgen als ik. Soms kleven wel tien centimeter dikke klompen sneeuw onder mijn schoenen. Dan lijken mijn bewegingen soms meer op kunstschaatsen dan op lopen. Beneden aan de sneeuwflank, in de gletsjerkom, is het net een oven zo warm. We stoppen om nog wat kleren uit te trekken en doen de stijgijzers af. Dan gaan we verder naar de hut. Om 14.30 uur komen we daar aan. We doen onze gordels af, reorganiseren de rugzak, halen onze spullen uit de hut en maken een flinke pauze. We zitten heerlijk in het zonnetje voor de hut en doen alles op ons gemak. We eten en drinken nog iets en bekijken de vele mensen waarvoor deze hut het doel was.
Tegen 16.00 uur gaan we door met onze afdaling. Het gaat héél langzaam. Bas gaat werkelijk voetje voor voetje. Ik moet elke twintig minuten twintig minuten wachten, en dit terwijl ik in een heel rustig tempo afdaal. Bas heeft last van een schouder, van een scheenbeen en een pijnlijke kuitspier. Hij heeft het echt moeilijk en moet afzien om verder te gaan. Wanneer ik een stuk lager in het dal kom maak ik nog een echte pauze. We eten nog iets en moeten weer verder. Ik probeer bas ervan te overtuigen dat we wat sneller moeten doorlopen willen we nog een plekje op de camping vinden en iets kunnen gaan eten, maar Bas blijft in een tergend langzaam tempo naar beneden lopen. Om half acht besluiten we dat ik het beste snel naar beneden loop, de tent alvast opzet en zie dat we nog ergens iets kunnen eten. Ik loop snel door en een uurtje later ben ik de tent aan het opzetten naast een nederlandse student en zijn vriendin.
Wanneer het tien uur geworden is en er van Bas nog steeds geen teken is begin ik me toch zorgen te maken. Ik vertrek en ga hem tegemoet. Ik loop in de richting van het pad waar hij vandaan moet komen. Het eerste stuk gaat over een asfaltweg langs de huisjes die op het onderste gedeelte van de helling liggen. Er staan veel bomen en het is er pikkedonker. Plotseling hoor ik een eind boven me tik...... tik ...... tik ..... tik ..... Het klinkt als skistokken op asfalt. Ja, .... het is Bas. Hij zit er helemaal door. Ik neem zijn rugzak over en we lopen naar de tent. We gaan direct naar de gaststube in de hoop dat we er nog iets te eten kunnen krijgen. De keuken is natuurlijk al gesloten, maar het vriendelijke meisje dat ons bediend regelt voor ons nog een paar sandwiches met salami. Het smaakt ons geweldig. We drinken wat en genieten nog even na van de geweldige tocht. Voor Bas is het een vreselijk zware tocht geweest, maar hij heeft er met volle teugen van genoten. Ik herken in hem iets van mijzelf; de voldoening van een prestatie die je voor jezelf hebt neergezet. We gaan terug naar de tent en slapen binnen enkele tellen.
Zaterdag 9 augustus. Vandaag is het een rustdag, we slapen uit. Wanneer de zon de tent verwarmt is het al vlug zo warm dat ik er toch maar uit kruip. Ik ga me wassen en was een paar T-shirts. Dan gaan we naar Zinal voor eten, tochtenvoer, en brood. Ik leg alle klimspullen in de zon te drogen. Op een centrale plek van de camping staan enkele lange tafels met banken. Een heerlijke plek om uitgebreid te brunchen met gebakken ei en gesmolten kaas. We bespreken de beklimming van gisteren en moeten beslissen welke berg er nu aan moet geloven. Bas lijkt niet geschrokken te zijn van het afzien van gisteren. Ik vraag hem of hij zin heeft in een "echte" tocht of liever iets lichters om wat te bekomen. Tot mijn verbazing kiest hij voor de echte tocht, waarop ik zeg "Ik weet wel een mooie tocht. Technisch kun je hem zeker aan, maar het is wel een echte zware!" waarop hij zegt "Dat is niet erg." Ik leg hem uit dat de überschreitung van de Pigne d'Arolla en de Mont Blanc de Cheilon doenbaar moet zijn, maar dat hij dan alle registers zal moeten open trekken. Hij wil die tocht maken. "O.K., als je die tocht achter de rug hebt mag je jezelf alpinist noemen, maar je zult afzien, echt afzien. In vergelijking met deze tocht was de Bishorn maar iets voor softies." Niets schijnt hem af te schrikken, dus ons besluit staat vast. Vandaag naar Arolla, morgen naar de Cabane de Vignettes, overmorgen over Pigne d'Arolla en de Mont Blanc de Cheilon naar de Cabane de Dix en de volgende dag over de Col de Riedmatten terug naar Arolla. We pakken alle spullen in de auto en vertrekken om drie uur richting Arolla. We rijden niet helemaal naar beneden in het Rhonedal, maar blijven bovenlangs en rijden via Vercorin. Het is een prachtige rit. Dit is een perfecte rustdag. Wanneer we het Val d'Herens inrijden krijgen we eerst een schitterend uitzicht op de Dent Blanche. We stoppen en lezen de beschrijving van de mogelijke route. Als we willen maken we hiervan ons volgende doel. Niemand die ons hiervan zou kunnen weerhouden. Deze vrijheid om beslissingen te nemen is belangrijker dan de beslissing die men neemt. Hoewel de beklimming via de zuid-graat best te doen is houden we ons toch aan onze planning; de Pigne d'Arolla en de Mont Blanc de Cheilon. Als deze tocht goed verloopt gaan we nog de Aiguille de la Tsa proberen. We rijden naar de camping, zetten onze tent op en gaan naar het dorp om wat te eten. We trekteren onszelf op een heerlijke kaasfondue en een lekker flesje wijn. Dan terug naar de tent, en om half elf liggen we weer in bed. Ik word 's nacht wakker van de bliksem. We zien wel weerlicht maar horen geen donder. Wanneer ik buiten de tent kijk zie ik boven ons alleen maar sterren. Om acht uur loopt de wekker af en beginnen we rustig aan met op te staan. We ontbijten rijkelijk; een gebakken eitje met kaas etc. We pakken alles in voor de tocht , en wachten tot de zon de tent wat heeft gedroogd. Ondertussen klets ik wat met een paar Nederlanders die een vijftal dagen vanuit de Cabane de la Tza zijn gaan klimmen. Tegen de middag breken we de tent af en vertrekken. We parkeren de wagen aan het einde van het dal en vertrekken kort na twaalf uur naar de Cabane de Vignettes. Op het heetst van de dag, onder een brandende zon, gaan we tegen de steile helling omhoog. Na een uurtje lopen moet ik even stoppen om mijn schouders te bedekken; ze worden vuurrood. We drinken wat en genieten van het schitterende uitzicht op de bergen aan de overzijde van het dal. De Aiguille de la Tsa steekt als een imposante naald uit de bergkam omhoog. Bas loopt prima. Hij is blijkbaar weer volledig hersteld van de Bishorn, het voordeel van de jeugd. We gaan verder en komen uit bij de gletsjertong. Wanneer we de gletsjer opgaan is het inmiddels tegen drie uur, en de sneeuw is erg papperig en zwaar. Een eindje omhoog, waar we de hut inmiddels goed zien liggen, pauzeren we op een gletsjertafel. Hier hebben we een mooi uitzicht op de noordwand van de Pigne d'Arolla. Dit is een tocht die ik nog wel eens wil doen. Heerlijk in het zonnetje bespreken we nog eens de tocht van morgen, een lange en zware tocht. Eerst "vlug" omhoog naar de Pigne d'Arolla, geen moeilijke tocht maar toch dik 3800m, en afdalen naar de oostelijke voet van de Mont Blanc de Cheilon. Dan komt eerst de zware klim tegen de steile sneeuwflank en dan nog eens over de rotsgraad naar de top. De afdaling over de normaal route naar de Cabane de Dix is wel lang maar niet moeilijk. Wanneer we uit de rots zijn voor het donker kunnen we in elk geval de hut bereiken. We doen het vandaag rustig aan en sparen ons voor morgen. We beginnen aan de laatste klim. Door de grote sneeuwkom gaat het heel langzaam naar boven. Om tien na vier ben ik boven, en Bas volgt iets later. We installeren ons op het oude helikopterplatform en genieten van deze windstille zonnige namiddag en het geweldige panorama. We zitten te kijken naar de oostelijke kant van de Pigne d'Arolla. Hier komt een gletsjer steil naar beneden. Heel duidelijk zien we hoe het spoor onder een paar dreigende seracs door, en dan langs de zuidelijke kant omhoog gaat. Het gaat een stukje over blank ijs, maar voor de rest ziet het er simpel uit. De zon gaat al vroeg achter de Pigne d'Arolla onder en dan koelt het snel af. We gaan de hut in en zetten een grote kan met thee. Uitvoerig bestuderen we de route voor morgen. Het zal een pittige tocht worden. Technisch mag er geen probleem zijn, maar conditioneel zal het wel wat vragen. Voor Bas, die buiten de Bishorn nog geen hoogalpine ervaring heeft, zal het een waanzinnige ervaring zijn. Ik zal dubbel voorzichtig moeten zijn. Een keer voor mijzelf en een keer voor Bas. Wanneer we in de rots komen zal ik alles moeten voorklimmen Bas zekeren. Niet alleen zal ik Bas moeten coachen en aanwijzingen geven over de te gebruiken techniek en de route, ook zullen we meer tijd nodig hebben dan wat voor deze tocht normaal is. Niet omdat we langzamer zijn met klimmen, maar omdat ik geen risico wil nemen en Bas in de rots alles gezekerd wil laten klimmen. Wanneer het niet zou gaan zoals verhoopt kunnen we nog altijd uitwijken naar de afdaling van de Pigne d'Arolla naar de Cabane de Dix. Na het eten bestuderen we het Hüttenbuch. Veel passanten die over de gletsjer richting ************ afdalen. Ook nog al wat mensen die de traverse van de Pigne d'Arolla maken. Cabane de Vignettes naar Cabane de Dix of omgekeerd. Maar slechts raar of zelden iemand die onze tocht heeft gemaakt. Het geeft toch wel een heerlijk gevoel wanneer je weet dat je de platgetreden paden kunt verlaten. De een verlaat de asfalt en neemt een wandelpad, de volgende verlaat het wandelpad en neemt het bergpad, en zo gaat het verder via klettersteig en eenvoudige beklimmingen naar moeilijkere bergen, zwaardere routes en hogere toppen. Het verleggen van je grenzen, de overwinning op jezelf, dat is het grootste succes. Niks is persoonlijker dan klimmen. En niks is mooier dan klimmen met je eigen zoon waarin je de herhaling ziet van je eigen lessen in de bergen. We eten en kletsen nog wat, en gaan dan naar bed. Het is vijf uur, we worden gewekt. Met de aan een beklimming voorafgaande spanning gaat iedereen naar het venster kijken hoe het er buiten uitziet. Alles rustig en mooi. Het weer ziet er stabiel uit en de vooruitzichten zijn prima. Iedereen naar beneden voor het ontbijt. Het is er een drukte van je welste. Slechts enkelen gaan naar de Pigne d'Arolla, maar niemand maakt een tocht zoals die van ons. Bas zijn motivatie om deze tocht te maken is groter dan een berg. Ik heb er alle vertrouwen in. Om zeven uur vertrekken we. Het is schitterend weer. Staal blauwe lucht en windstil. We binden onze stijgijzers onder en vertrekken. Er is een touwgroep voor ons die al in het stuk onder de seracs zit. Ik heb Bas er op gewezen dat je, hoe klein het risico op neerstorten van een serac op zo'n vroeg uur ook is, je altijd moet maken dat je zo vlug mogelijk uit de vallijn van de serac weg bent. We hebben een hoog tempo en halen de touwgroep die voor ons vertrokken was al in het eerste steile stuk in. Wanneer we boven in dit steile stuk een stuk blank ijs moeten oversteken roep ik Bas toe dat hij er zijn stijgijzers met alle punten moet inzetten, de volle zool op het ijs moet plaatsen en zeker niet mag "kanten". Ik loop door en houd het touw goed strak. Wanneer Bas op het blanke ijs komt gaat hij toch nog bijna onderuit, maar ik heb mijn pickel waarop ik hem zeker goed diep in de sneeuw steken en heb hem vast op het moment dat hij zichzelf al corrigeert. "O.K., ........... alles in orde, ......... nu begrepen wat ik bedoel ? " Verder gaat hij netjes over het blanke ijs. Wanneer we boven aan de steile flank aankomen zien we achter ons in het zuiden donkere wolken hangen. Geen rede voor zorgen, maar ik zal het weer toch in de gaten moeten houden. Nu ligt er een grote sneeuwflank voor ons die ons naar het zadel tussen de noord- en zuidtop voert. Met een flink tempo lopen we door. Na anderhalf uur klimmen maken we een pauze van twintig minuten. Het is lekker warm geworden in het zonnetje en we trekken wat van de warmste kleren uit. Terwijl wij wat drinken halen ons twee italianen in die op weg zijn naar de zuidtop, terwijl wij verder gaan naar de hoofdtop. Aangekomen op het zadel waaien ons de wolken om de oren. Snel gaan we verder omhoog. Om kwart na negen staan we boven op de top, 3869m . We blijven maar heel even boven want ik wil zo snel mogelijk naar beneden richting Mont Blanc de Cheilon. Het eerste gedeelte verloopt onze route nog over het spoor dat voert naar de Cabane de Dix. Ik neem het beeld van de route naar de hut goed in me op en print herkenningspunten goed in mijn geheugen. Als het weer zou omslaan, hetgeen altijd kan gebeuren, is dit immers de weg die ons naar de hut moet voeren. Aan het licht zie je dat de bewolking heel dun is, maar soms is het zicht slecht, en dan weer heel goed. Tempo, tempo! We moeten verder. Wij hebben niet de rest van de dag voor de afdaling zoals de Italianen en de touwgroep die we achter ons hebben gelaten. Wij moeten nog een bergje extra doen. We verlaten het spoor dat naar de Cabane de Dix voert en gaan door de kom onder La Serpentine door richting Col de la Serpentine. We maken een korte lunchpauze wanneer we onder de col midden in de kom zijn. Van hieruit hebben we een heel goed zicht op de sneuwflank van de Mont Blanc de Cheilon. Een steile flank van 300m hoogte, grotendeels 45° steil. Het ziet er goed uit en het weer klaart verder op. We gaan verder en beginnen aan onze klim. Deze steile firnhelling geeft geen problemen, maar het is wel werken geblazen. Bas volgt goed en klimt heel zeker. Ik hoef niet te stoppen om hem te zekeren, we klimmen gelijktijdig aan het touw omhoog. We klimmen midden over de helling recht omhoog. Dit is niet alleen het snelst, maar ook blijven we zo uit de buurt van de sneeuwluifels. Wanneer we aan het einde van de sneeuwhelling aankomen, op 3827m waar we op de rotsgraat over gaan, kijken we rechtsom in de noordelijke wand. We zien reusachtige sneeuwluifels die over de rots hangen zoals een donsdekbed over de rand van een bed. Ik wijs Bas op dit gevaar dat tijdens onze beklimming totaal niet te zien was geweest. Aan onze rechter kant valt de wand steil 600m naar beneden om uit te komen op de gletsjer, terwijl hij links bijna loodrecht 300m naar beneden stort. Vlot klimmen we over de graat naar het punt waar we twintig meter moeten abseilen. Het is een bijna loodrechte plaat die eindigt op een richel die naar een plateautje van enkele vierkante meters voert. Een grote rotspunt waaraan enkele half rotte geofferde touwtjes hangen markeert de "abseilstelle". Ik gaa langs het touw naar beneden, en Bas komt achter mij aan. Als Bas veilig op het plateautje is aangekomen haal ik het touw naar beneden. Ik zie het uiteinde van het touw doven over het randje verdwijnen, en dan zit het touw vast. "Shit, het zal niet waar zijn?" Ik probeer met zwiepen, slingeren en rukken om het touw weer los te krijgen, maar alles is zinloos. Wat nu? Voor ons staan twee torens die de toegang tot de topgraat blokkeren en waar we zonder touw niet omheen kunnen. Achter ons hangt het touw langs een twintig meter hoge loodrechte wand. Links en rechts een afgrond waarlangs we niet omlaag kunnen. Er zit maar een ding op, ik moet terug omhoog klimmen en het touw gaan losmaken. Als ik de wand bekijk waarlangs het touw hangt krijg ik al klamme handjes. Zoiets klim ik in de Ardennen maar met moeite na, en dan met wrijvingschoentjes. Hier ga ik met deze kunststof "klompen" niet tegen omhoog. Ik ga de route nemen die men klimt wanneer men de überschreitung andersom maakt. Ik heb ongeveer dertig meter touw beneden liggen. Dat moet genoeg zijn om Bas mij te laten zekeren. Ik doe mijn rugzak af en bind me in. Als ik een goede zekering gemaakt heb komt Bas om mij te zekeren. Ik klim langs de zuidkant van de kam langs de normale route omhoog. Het is goed te doen, maar de route loopt schuin door de flank omhoog. Dat haal ik met dit stuk touw nooit. Het is wel niet moeilijk klimmen, maar ongezekerd ga ik hier toch verder. Er zit maar een ding op; terug naar het plateautje en iets anders proberen. Dan ga ik maar langs de noordwand proberen. Wanneer ik ongeveer tien meter omhoog ben geklommen kom ik aan een overhangend stuk rots waar ik niet omheen kan. Ik heb onvoldoende touw om er onderdoor te klimmen en er achter onhoog te gaan. Weer terug naar het plateautje. "Shit, wat nu?" We hebben al heel wat tijd verloren en zijn nog geen stap verder. Als ratten in een val op 3800m hoogte. Ik heb geen zin om hier te gaan zitten wachten op hulp. Hoe vaak maakt men deze tocht? Ik denk terug aan het hüttenbuch gisteren avond. Wat vonden we het toch schitterend dat deze tocht zo weinig gemaakt wordt. Nou hier zitten we dan mooi. We kunnen natuurlijk wachten tot het donker is en dan lichtsignalen geven naar de Cabane de Dix die we ver beneden zien liggen. Er kan ons hier weinig gebeuren, het is een veilige plek, het weer is weer helemaal opgeklaard, en ze zullen ons zeker op tijd vinden. Maar ik wil dat verdomde touw hebben en gewoon verder klimmen. O.K. dan. Ik zal dan maar recht omhoog klimmen. Liever proberen dan stomweg zitten wachten op hulp. Bas kan mij zekeren, en wanneer ik recht omhoog klim is het touw zeker lang genoeg. Ik ontspan me volledig en concentreer me op de wand. Ik bestudeer elke mogelijke greep, en zoek naar mogelijkheden om een tussenzekering aan te brengen. Het probleem is de onderste vijf meter. Het klimmen zal wel lukken, ........ denk ik, maar ik zie geen zekeringspunt! O.K., daar gaan we. "Bas let goed op! Het kan goed zijn dat ik eruit flikker, dan moet jij me houden, anders sodemieter ik die wand naar beneden." Ik klim voorzichtig en zoek elk keer wanneer ik redelijk goed kan staan het volgende stukje wand af op zoek naar greepjes of spleetjes. Ik heb geluk, eerder dan verwacht is er een mogelijkheid om een tussenzekering te leggen. Ik vraag me af of ze een val zal kunnen houden, maar ze zal hem in elk geval wel breken. Dan kom ik aan een stuk uitstekende rots waar ik een bandschlinge omheen kan hangen. "Pffffff......" Als ik nu val is het niet meer zo erg. Nu kom ik er wel doorheen. Na dit eerste moeilijke stuk lijkt de rest zo simpel en vlot te gaan. Ook moeilijkheid en gevaar zijn relatieve begrippen, dat is weer eens bewezen. Ik ben nog niet boven of ik ben al aan het analyseren wat ik fout heb gedaan. Ik ben nieuwsgierig naar de juiste oorzaak van het blokkeren van het touw. Voor dat ik er erg aan heb kom ik aan de rand waarover ik het uiteinde van het touw had zien verdwijnen. Voor me kijk ik recht tegen het uiteinde van het touw. Het zit met het stukje verdikking, waar het touw is afgebonden om het tegen rafelen te beschermen, geklemd in een V-vormige spleet van een rots. Ik herinner me nog dat ik bij het abseilen het touw langs deze rots had gelegd omdat het dan niet vast kon komen te zitten. Ik was als eerste naar beneden gegaan en had Bas vergeten erop te wijzen dat wij het touw op dezelfde manier om de rotsblok moest terug plaatsen. Waarom heb ik er niet aan gedacht? Omdat het zo vanzelfsprekend is? Nee, ik was gewoon even vergeten dat Bas nog veel dingen moet leren, en deze les had hij nog niet gehad. Nou ja, deze les zullen we alle twee wel nooit meer vergeten. Ik neem het touw en maak alles terug klaar om er langs naar beneden te gaan. Ik leg het touw mooi om de rotsblok heen en sta in een mum van tijd weer naast Bas. "Nou Bas, wat doen we nu? Met dat gekloot met het touw hebben we veel tijd verloren. We kunnen langs de normale route terug en afdalen naar de hut, dan zijn we zeker voor het donker binnen, of proberen om door te klimmen, maar dan weet ik niet of we het zullen halen. De kans zit er in dat we dan zullen moeten bivakkeren." "Dat is niet erg." "Heb je nog genoeg drinken over, en nog wat te eten?" Bas knikt instemmend, en terwijl ik bij mezelf denk "dat heb ik hem toch niet vergeten te leren; nooit alles opeten en opdrinken" zeg ik: "O.K., dan gaan we door!" Ik realiseer me wat deze keuze wil zeggen wanneer we niet tijdig van de berg af zijn, maar het weer is inmiddels weer helemaal opgeklaard. De eerste passage is de toren die de toegang tot de topgraat blokkeert. Je kunt er niet omheen maar moet er over heen klimmen. Geen probleem. Het is heerlijk klimmen zonder veel moeilijkheden. Omdat we aan alle twee de kanten nogal een flinke afgrond hebben klim ik alles voor en leg voldoende tussenzekeringen. Er zijn voldoende rotsen om met schlinges te zekeren. Dit gaat lekker snel. De kans op een val is vrij gering, maar veiligheid gaat voor. Elke keer stop ik om Bas na te zekeren. Dit kost natuurlijk veel extra tijd hetgeen de kans op een bivak erg groot maakt, maar een bivak is niet gevaarlijk en snel maar ongezekerd klimmen zou dat wel kunnen zijn. We maken geen pauze en klimmen snel verder. Alles gaat vlot tot op een punt waar de graat steil omhoog gaat en de rots van hele slechte kwaliteit is. Alles wat ik vast neem komt los. Ik klim aan de noordkant onder de graat naar de noordwand in op zoek naar betere rots. Als heel snel kom ik bij een mooie schoorsteen waar ik goed door omhoog kan klimmen. Wanneer Bas roept dat ik nog maar een paar meter touw heb zit ik weer op de graat. Bas klimt vlot na, hoewel hij het in de slechte rots toch wel even moeilijk heeft en het goed is dat hij gezekerd klimt. Met een afgrond van zeshonderd meter onder je voeten in slechte rots is geen pretje. Nu is het niet ver meer naar de top. De zon is al een tijdje achter onze top, maar wanneer de graat minder steil is zie ik hoe de zon langzaam achter de horizon van toppen onder gaat. Het is heerlijk klimmen en het uitzicht tijdens deze laatste touwlengte is adembenemend. De lucht kleurt in alle schakeringen rood. Het licht is warm maar de lucht is koud. Wanneer we op de top aankomen is het acht uur. We laten ons het plezier van het succes niet ontnemen en genieten van het onvoorstelbare uitzicht. We maken topfoto's en gaan dan direct aan de afdaling beginnen. We dalen af over de normaal-route die over de westgraat loopt. In tegenstelling tot de afbeeldingen in de gidsjes ligt er echter geen sneeuw meer op de graat. We moeten dus over de graat naar beneden klimmen. We klimmen vlot aan het korte touw en zekeren alleen de wat moeilijker stukken af. Soms is er een scherp sneeuwgraatje, dan weer rots. Nu de zon volledig onder is wordt het snel donker. We klimmen richting La Ruinette, de berg voor ons, waar onder over de gletsjer het spoor naar de hut voert. Als we van de graat af zijn halen we de hut. Het zal net wel of net niet lukken. Hoewel het weer vast, windstil en wolkenloos is, en een bivak voor Bas een goede les zou zijn, wil ik toch liever niet op het graatje moeten bivakkeren. Omdat ik steeds minder kan zien heb ik mijn hoofdlampje al opgezet, maar dan sta ik voor een sneeuwgraatje. Dit is me te link. Ik zie te weinig om de situatie goed te kunnen inschatten, en Bas zal wel echt vermoeid geworden zijn. De kans op een foutje neemt nu snel toe. Er is maar een verstandige beslissing; een bivak maken. Deze plek op de smalle graat is niet erg comfortabel, maar wel veilig. Ik maak een zekering en we kruipen beide in onze bivakzakken. Achter een sneeuwrandje zoeken we wat beschutting. Hooguit twintig centimeter hoog is de sneeuw opgewaaid. We praten wat en rusten uit. Zonder matje of slaapzak is het moeilijk om een plekje te vinden waar je een houding kunt annnemen die op liggen lijkt. Slapen doen we nauwelijks. Het waait niet en er is geen wolkje te bespeuren. Zonder lichtvervuiling, er is niks van de bewoonde wereld te zien, is de sterrenhemel prachtig. Zo helder kun je de sterren alleen vanaf een schip op zee of in de woestijn zien. Langzaam gaat de nacht voorbij. Vallende sterren en een enkel vliegtuig zijn het enige wat er beweegt. We tellen de uren af. Dan komt er licht in het oosten. Nu is het pas echt koud. Nog even? Nee nog heel lang voordat de eerste zonnestralen ons wat verwarmen. Klappertanden en wachten, meer kunnen we niet doen. Wanneer eindelijk de eerste zonnestralen komen steken we onze voeten boven de sneeuwrichel uit om wat warmte op te vangen. We blijven liggen tot de zon merkbaar warmte begint te geven. Dan staan we op. Nu komen we vlug weer op themperatuur en vervolgen onze afdaling over de graat. Na een laatste sneeuwgraatje loopt het allemaal vlot. Nu is er geen enkel probleem meer, en vervolgen we een mooie afdaling over de gletsjer onder de noordwand van de Ruinette. Beneden zien we de grote vlakte van de ***** gletsjer die ons naar de col richting Cabane de Dix voert. Beneden op de grote sneeuwvlakte is het al vlug erg warm. We lopen verder naar de hut en ploffen op de bank die tegen de muur staat. Even niks doen en genieten van het schitterende uitzicht op de Pigne d'Arolla en de Mont Blanc de Cheilon. We genieten bij het zien van de tocht die we hebben gemaakt. We rusten, eten en gaan vroeg slapen. Na een goede nachtrust en weer helemaal fit, vertrekken we richten Col de Riedmatten. We volgen de vlaggetjes die overal op de gletsjer die we moeten oversteken staan geplant. Dan even omhoog naar de Col en een lange mooie afdaling door de alpenweiden van het skigebied van Arolla terug naar het dal. Heerlijk zonnig en warm is het een heerlijke tocht. Voortdurend hebben we een schitterend uitzicht op de Aiguille de la Tza, ons volgende doel.