Wijngaardeniers willen op de eerste plaats gezonde druiven.
“In de wijnbouw is het bodemleven fenomenaal belangrijk, daarom moet je opletten met wat je bovengronds spuit”, stelt de Limburgse wijnbouwer Geurt van Rennes. Hij wil evenwel niet verzanden in de discussie bio versus niet-bio en relativeert het standpunt dat chemische middelen om druivenplanten gezond te houden a priori slecht zijn.
Geurt van Rennes verhuisde enkele jaren geleden van Hasselt naar Broekom, een deelgemeente van Borgloon. Tertio ontmoette de wijngaardenier in de wijngaardmolen, waarvan in 1315 het eerst melding werd gemaakt. Op de plek waar in vervlogen tijden al aan wijnbouw werd gedaan, legde hij een nieuwe wijngaard aan om te experimenteren met de druiven Pinot noir en Auxerrois. Vooraleer er aan wijn maken kan worden gedacht, moet er evenwel op worden toegezien dat de druivenplanten gezond blijven.
“In de wijnbouw zien we veel meer dan in andere teelten de neiging om biologisch te werken. Niet omdat de telers per se een biologische wijn willen maken. In de wijnbouw wordt biologisch gewerkt om het bodemleven te stimuleren en te ontzien omdat dat voor de kwaliteit van de wijn belangrijk is”, opent van Rennes zijn uiteenzetting over plantbescherming en plantgezondheid in de wijnbouw. “In de klassieke teelten spuit je desnoods met chemische middelen. We zijn ecologisch bewuster en milieubewuster dan pakweg 30 jaar geleden waarbij we niet alleen nagaan of iets toxisch is voor de mens maar ook voor de insecten enz. Dat wordt tegelijk behandeld, behalve het bodemleven. Naar wormen, bacteriën - om over schimmels nog maar te zwijgen - wordt niet gekeken bij de erkenning van gewasbeschermingsmiddelen. In de wijnbouw is dat een heel andere verhaal”, benadrukt van Rennes.
Wortelschimmels
“De wortelschimmels of mycorrhiza breiden het wortelgestel tot driehonderdmaal uit. De wortelschimmels zijn een interface en zetten anorganisch materiaal om in organische verbindingen die door de plant kunnen worden opgenomen. Via dat proces komen mineralen uit de bodem in de plant en die mineralen zijn verantwoordelijk voor de typische aroma’s die we aanduiden met de term terroir. Als je die wortelschimmels en dat microbodemleven wil cultiveren, moet je opletten met wat je bovengronds spuit. Wortelschimmels behoren tot de categorie van de fungi, net als de schadelijke schimmels op het blad. Als je fungiciden inzet die dodelijk zijn voor die fungi, dan dood je ook de bodemschimmels”, waarschuwt de wijngaardenier.
“In de druiventeelt zitten we met een paar grote problemen. Midden 19de eeuw kregen we de druifluisplaag. De phylloxera of druifluis heeft onze inheemse druivelaar vrijwel uitgeroeid. Bijna gelijktijdig kwamen vanuit Amerika ook twee schimmelziektes binnen: de witziekte of meeldauw en de valse meeldauw. De Amerikaanse druiven hadden zich aangepast aan hun biotoop en waren resistent tegen meeldauw, valse meeldauw en druivenbladluis. De Europese wijndruif, de Vitis vinifera, was dat niet. We zijn daarom onze wijndruif gaan kruisen met de resistente Amerikaanse wilde druiven. Zo ontstond een hybride, een kruising dus tussen twee rassen.”
“Men is toen gekomen met een idee dat de Romeinen al hebben beschreven: enten toepassen op druiven. Daarbij worden hybride resistente onderstammen gebruikt om daarop een ent te zetten van onze wijndruif. Zo is het mogelijk met onze klassieke goede wijndruif wijn te maken terwijl je ondergronds wortels hebt die resistent zijn voor die Amerikaanse ziekte.”
Aromafout
“Met de creatie van hybriden was de ziekte wel onder controle, maar de wijn was niet te drinken. De Amerikaanse druiven maken een bepaald zuur aan dat onze wijndruiven niet aanmaken. Het is een heel aangenaam zuur en heel lekker maar als het in contact komt met alcohol gaat het veresteren, en krijg je een stof die stinkt. Dat is de oorzaak van een aromafout, het zogenaamde “foxy” aroma. Bij de eerste generatie hybriden is dat zo sterk dat het verboden is van die druiven wijn te makken. Dat zijn de F1 hybriden. Wanneer je die terugkruist met de wijndruif krijg je F2. Nu zitten we al bij F4 en F5. Maar als je die vier tot vijf keer terugkruist, wordt het aandeel van die Amerikaanse druif klein. De aromafout gaat er dan wel uit maar ook de resistentie”, zegt van Rennes. “Bij een vierde of vijfde generatie hybride, zijn de voordelen eigenlijk weg. Je moet ze evenveel spuiten als de rest. Want die planten zijn gevoeliger voor Europese schimmelziektes: de zwarte vlekkenziekte of phomopsis”, vult hij aan.
“Er zijn natuurlijke middelen zoals bacteriën die gebruikt kunnen worden om de planten te beschermen. Als op een gescheurde bes schimmel komt en die begint te groeien dan gaat de hele tros eraan. Als je een bacterie hebt die de wonde koloniseert voor de schimmel komt, kan die schimmel zijn werk niet meer doen. Als die bacterie verder geen kwaad kan, kan je op die manier je planten via natuurlijke middelen beschermen”, merkt de wijnexpert tussendoor op.
Koper
“Een biologische wijnboer gebruikt geen fungiciden, geen chemische insecticiden en geen chemische herbiciden. Daardoor heeft hij een optimaal bodemleven. In de biologische wijnbouw zijn de twee hoekstenen koper en zwavel. Koper wordt gebruikt in koperoxidezouten die gespoten worden in een mengsel met kalk. Dat wordt op de loofwand gespoten zodat de schimmelsporen van de valse meeldauw niet in het blad kunnen indringen. Het is niet toxisch voor de schimmel waardoor ook de bodemschimmels er niet van kapot gaan, het komt niet in het blad terecht, niet in de plant, niet in de druiven. Als je koper verbiedt in de wijnbouw is biologische teelt onmogelijk. Als koper geweerd wordt, moeten tegen de valse meeldauw chemische middelen gebruikt worden die toxisch zijn voor de schimmel maar ook voor de bodemschimmel”, poneert van Rennes.
Uit onderzoek dat op zijn aansporen werd verricht door professor Olivier Honnay van de KU Leuven blijkt intussen dat in noodgevallen bij een matig gebruik van chemische middelen het effect voor de bodem minimaal is. Als de zaak een keer ontspoort, kan je dus corrigeren zonder dat zich dat in de wijngaard bestraft”, zo luidde tegen de verwachtingen van van Rennes in de conclusie van het onderzoek.
“We willen allemaal een efficiënte, milieuvriendelijke gewasbescherming zonder gezondheidsrisico’s. Ik merk hoe de agrochemische industrie al inspeelt op de ecologischere manier van produceren. We hebben de wetenschap en de industrie nodig om op een duurzame en ecologischere manier planten gezond te houden. Vaak worden ecologisten en agrochemici als tegenstanders van elkaar beschouwd maar dat zijn ze niet. Ik hoop dat beiden samen aan tafel kunnen zitten.”
Genetica
“We moeten ook kijken naar verantwoorde vormen van genetisch ingrijpen. We moeten de maatschappelijke discussie voeren over wat ethisch verdedigbaar is. Ik ben een oerconservatief als het gaat om plantveredeling en genetische technieken. Ik heb gevoelsmatig een weerstand tegen het inbouwen van genetisch materiaal uit een bacterie in een plant of in gist. Maar in sommige omstandigheden ben ik toch voorstander van onderzoek naar en het toelaten van genetisch gewijzigd plantgoed.”
“De druifluis had midden 19de eeuw onze inheemse wilde wijndruif, de Vitis sylvestris, vrijwel uitgeroeid. De wilde druif kon evenwel overleven in de overstromingsgebieden van rivieren want bij overstromingen gaan de larven van de druifluis die op de wortels leven kapot. De enkele plaatsen waar de wilde druif in Europa heeft overleefd worden enorm beschermd en worden geheim gehouden.”
“Intussen werd ontdekt dat die druif een hoge resistentie heeft tegen meeldauw en valse meeldauw. Genetisch zit de resistentie van de Amerikaanse druif in hetzelfde gensegment waar ook de aromafout zit. De Europese wilde druif heeft die aromafout niet. Nu is men begonnen om uit Europese wilde druiven dat gensegment te halen en in te bouwen in wijndruiven. Hierdoor komt de resistentie terug die de Europese wilde druif in de loop van de evolutie was kwijtgeraakt zonder dat je kwalitatief gaat inboeten op het aroma. Daartegen kan je toch moeilijk bezwaar maken. Stel dat je het gebruik van sproeistoffen via zo’n techniek tot een minimum kan terugbrengen, dan moet je maatschappelijk de discussie aangaan. Maar we moeten ook eens nadenken over de manier waarop in Vlaanderen de bodem gigantisch mishandeld wordt. Heel vaak wordt onze grond niet gebruikt om een gewas te telen maar mest kwijt te geraken. We hebben fosfaatwaarden die veel hoger liggen dan we zouden willen. Te veel fosfor is nadelig voor de mycorrhiza. Er zijn percelen indien je daar een wijngaard wil van maken, moet je tachtig jaar wachten als je terroirwijn wil maken”, besluit van Rennes.
BIOgrafie
Geurt van Rennes (1960) raakte als kind al in de ban van wijn en bouwde in de loop der jaren een theoretische wijnkennis op. In 1983 startte hij een horecagroothandelszaak in Antwerpen. “Ik wou de wijn evenwel niet bij tussenhandelaars kopen maar rechtstreeks bij de wijnbouwers in Frankrijk, Duitsland en Italië zelf. Ik kwam bij de grote wijnfabrieken maar ook bij de kleine wijnboeren, waardoor ik veel kennis en ideeën heb opgedaan”, zegt de wijnexpert.
“Eind jaren 1980 kreeg ik in Nederlands Limburg de vraag of ik wou helpen bij het totstandbrengen van een Appelation d’origine contrôlée, een AOC Limburg. Ik ben toen bij die wijnboeren de druiven gaan inventariseren, de manier van snoeien, de productie enz. om een wettelijk kader te creëren. Uiteindelijk haakte de grootste speler af en verdween mijn onderzoek in de kast,” betreurt de wijnexpert.
Wijnkasteel
“Een jaar of twee later kocht mijn vader, (Jaap van Rennes 1934-2019, nvdr) in Riemst het kasteel van Genoels-Elderen met park. Ik heb toen voorgesteld er een wijngaard aan te leggen”, vervolgt van Rennes. Omdat er mergel in de bodem zat pleitte van Rennes voor het planten van Chardonnay en eventueel Pinot noir. Wat als hobby bedoeld was groeide uit tot een professioneel wijndomein van 22 hectare. “Het eerste grote productiejaar was 1995. Ik had destijds mijn zaak nog dus kon ik niet de hele tijd op het wijnkasteel zijn. Ik was een beetje een buitenstaander. Ik heb uiteindelijk mijn zaak verkocht. Daarna ben ik gaan lesgeven in de wijnbouwersopleiding en heb in 2011 een symposium georganiseerd om de overheid en de bankiers te overtuigen van de mogelijkheden van de wijnbouw. Nu ben ik full time bezig met het begeleiden van wijnboeren en wijndomeinen en ik geef les in Hasselt en Roeselare. Ik heb jarenlang in Hasselt gewoond. Ik had een druivelaar in de tuin en daar maakte ik wijn van. Toen ben ik verhuisd naar Broekom en heb hier een wijngaard aangeplant puur om experimenten uit te voeren met verschillende gisten en verschillende technieken.”
Wereldprimeur
“Door te experimenteren halen we binnenkort een wereldprimeur. Een druif die in ons klimaat heel goed past vinifiëren we op een heel natuurlijke manier met andere vaten dan diegenen die normaal gebruikt worden. Een domein dat ik begeleid, Oud Conynsbergh in Boechout, gaf me carte blanche”, vertelt van Rennes. “We gebruikten een Auxerrois druif. De ouders ervan zijn de Gouais blanc en de Pinot noir. Drie druiven stammen daarvan af: de Auxerrois, de Gamay en de Chardonnay. Auxerrois loopt tien dagen later uit dan Chardonnay, waardoor je beduidend minder risico op voorjaarsvorstschade hebt. De Auxerrois is wel tegelijk rijp als de andere en verdraagt iets meer vocht”, specifieert de wijngaardenier.
“Wij vinifiëren de Auxerrois zoals een grote Bourgogne: fermenteren in houten vaten, spontane gisting en met natuurlijke gisten uit de wijngaard. We gebruiken geen eikenhout dus je krijgt ook geen eikenhouten aroma”, verraadt de wijnbouwer. “We zijn nu op vier vijf plaatsen bezig met het maken van die wijn. We zullen in Vlaanderen daardoor een wijn krijgen die een heel eigen karakter en stijl heeft. Als je die kan maken met vijf of zes domeinen, dan zet je die op de kaart. Voor die in het wijnlandschap zichtbaar wordt, zijn we evenwel gemakkelijk vier tot vijf jaar verder, maar nu al wordt er door kenners gesproken van een revelatie”, stelt van Rennes.
Geschiedenis van de wijnbouw in een notendop
Geurt van Rennes brengt later dit jaar een boek uit over de geschiedenis van de wijn in het algemeen en van de Belgische wijn in het bijzonder. De oudste vondsten die erop wijzen dat de mens wijn maakte zijn volgens hem 8.000 jaar oud. “Wijnbouw is onderdeel van ons collectief cultuurgeheugen. Wat deed Noah toen hij terug vaste grond onder de voeten had? Hij legde een wijngaard aan”, merkt de Limburgse wijngaardenier op.
“De druivelaar vinden we alleen in Europa, Azië en Noord-Amerika”, steekt van Rennes van wal. “Als gevolg van de verschuiving van de continenten zijn er drie groepen van druivenrassen: de Amerikaanse, de Europese, West- en Centraal-Aziatische en de Oost-Aziatische. Die in Noord-Amerika ontwikkelden zich anders dan die in Azië en Europa.”
“Er wordt vanuit gegaan dat bij ons de wijnbouw werd ingevoerd door de Romeinen. In Eigenbilzen werd evenwel een Keltisch graf gevonden uit de periode van voor Christus met een wijnmengemmer en wijnkannen. Die worden ook gevonden in de Bourgognne in de Champagnestreek. Overal duiken bewijzen op van een wijncultuur nog voor de komst van de Romeinen”, stelt de Limburger.
“Ik heb voor mijn boek contact met de universiteit van Kopenhagen opgenomen omdat in een Vikingpaleis druivenpitjes werden gevonden waarvan werd aangenomen dat ze van rozijnen afkomstig waren of van ingevoerde druiven. Met isotopenonderzoek kon worden nagegaan waar die druif gegroeid was. Die blijkt te zijn gegroeid in Denemarken of Schotland. Daarmee zitten we in het middeleeuws optimum dat liep van 950 tot 1400. Het was toen even warm als nu. In Duitsland was er drie keer zo veel wijnbouw als vandaag, meer dan 300.000 hectare tot aan de Oostzee toe”, stelt van Rennes. Het middeleeuws optimum werd gevolgd door de kleine ijstijd waardoor veel wijngaarden verloren gingen.
Tambora
“Ik wil met het boek een aantal fouten uit de geschiedenis rechtzetten”, zegt van Rennes die ontkent dat Napoleon de wijnbouw heeft uitgeroeid. Die kreeg een zware klap met de uitbarsting van de Indonesische vulkaan Tambora in 1815. “Het jaar 1816 staat in de geschiedenisboeken bekend als het jaar zonder zomer. Die had desastreuse gevolgen. Er zijn in Frankrijk wijngebieden verdwenen die nadien nooit zijn teruggekeerd. In 1833 trok de jonge Belgische staat geld uit om een modelwijngaard aan te leggen, een kenniscentrum avant la lettre. Dat werd ook gedaan voor een aantal andere oudere teelten die na de uitbarsting van de Tambora waren verdwenen. De overheid wou de wijnbouw terugbrengen, maar dat is niet gelukt na een reeks andere vulkaanuitbarstingen die niet zo erg waren als die van de Tambora maar die ook een weerslag hadden met koude winters”, vervolgt de wijngaardenier.
“In het midden van de 19de eeuw kwam daar vanuit de VS de druifluisplaag, de meeldauw en de valse meeldauw nog eens bovenop. Toen was het met onze Belgische wijnbouw afgelopen. De ziektes en de schimmels uit Amerika waren een van de grootste biologische rampen. Pas in 1964 werd hier in Borgloon opnieuw een wijngaard aangelegd door Jean Bellefroid. In 1967 volgde Nederland”, besluit van Rennes zijn beknopt overzicht van de geschiedenis van de wijnbouw.
“In de wijnbouw is het bodemleven fenomenaal belangrijk, daarom moet je opletten met wat je bovengronds spuit”, stelt de Limburgse wijnbouwer Geurt van Rennes. Hij wil evenwel niet verzanden in de discussie bio versus niet-bio en relativeert het standpunt dat chemische middelen om druivenplanten gezond te houden a priori slecht zijn.
Geurt van Rennes verhuisde enkele jaren geleden van Hasselt naar Broekom, een deelgemeente van Borgloon. Tertio ontmoette de wijngaardenier in de wijngaardmolen, waarvan in 1315 het eerst melding werd gemaakt. Op de plek waar in vervlogen tijden al aan wijnbouw werd gedaan, legde hij een nieuwe wijngaard aan om te experimenteren met de druiven Pinot noir en Auxerrois. Vooraleer er aan wijn maken kan worden gedacht, moet er evenwel op worden toegezien dat de druivenplanten gezond blijven.
“In de wijnbouw zien we veel meer dan in andere teelten de neiging om biologisch te werken. Niet omdat de telers per se een biologische wijn willen maken. In de wijnbouw wordt biologisch gewerkt om het bodemleven te stimuleren en te ontzien omdat dat voor de kwaliteit van de wijn belangrijk is”, opent van Rennes zijn uiteenzetting over plantbescherming en plantgezondheid in de wijnbouw. “In de klassieke teelten spuit je desnoods met chemische middelen. We zijn ecologisch bewuster en milieubewuster dan pakweg 30 jaar geleden waarbij we niet alleen nagaan of iets toxisch is voor de mens maar ook voor de insecten enz. Dat wordt tegelijk behandeld, behalve het bodemleven. Naar wormen, bacteriën - om over schimmels nog maar te zwijgen - wordt niet gekeken bij de erkenning van gewasbeschermingsmiddelen. In de wijnbouw is dat een heel andere verhaal”, benadrukt van Rennes.
Wortelschimmels
“De wortelschimmels of mycorrhiza breiden het wortelgestel tot driehonderdmaal uit. De wortelschimmels zijn een interface en zetten anorganisch materiaal om in organische verbindingen die door de plant kunnen worden opgenomen. Via dat proces komen mineralen uit de bodem in de plant en die mineralen zijn verantwoordelijk voor de typische aroma’s die we aanduiden met de term terroir. Als je die wortelschimmels en dat microbodemleven wil cultiveren, moet je opletten met wat je bovengronds spuit. Wortelschimmels behoren tot de categorie van de fungi, net als de schadelijke schimmels op het blad. Als je fungiciden inzet die dodelijk zijn voor die fungi, dan dood je ook de bodemschimmels”, waarschuwt de wijngaardenier.
“In de druiventeelt zitten we met een paar grote problemen. Midden 19de eeuw kregen we de druifluisplaag. De phylloxera of druifluis heeft onze inheemse druivelaar vrijwel uitgeroeid. Bijna gelijktijdig kwamen vanuit Amerika ook twee schimmelziektes binnen: de witziekte of meeldauw en de valse meeldauw. De Amerikaanse druiven hadden zich aangepast aan hun biotoop en waren resistent tegen meeldauw, valse meeldauw en druivenbladluis. De Europese wijndruif, de Vitis vinifera, was dat niet. We zijn daarom onze wijndruif gaan kruisen met de resistente Amerikaanse wilde druiven. Zo ontstond een hybride, een kruising dus tussen twee rassen.”
“Men is toen gekomen met een idee dat de Romeinen al hebben beschreven: enten toepassen op druiven. Daarbij worden hybride resistente onderstammen gebruikt om daarop een ent te zetten van onze wijndruif. Zo is het mogelijk met onze klassieke goede wijndruif wijn te maken terwijl je ondergronds wortels hebt die resistent zijn voor die Amerikaanse ziekte.”
Aromafout
“Met de creatie van hybriden was de ziekte wel onder controle, maar de wijn was niet te drinken. De Amerikaanse druiven maken een bepaald zuur aan dat onze wijndruiven niet aanmaken. Het is een heel aangenaam zuur en heel lekker maar als het in contact komt met alcohol gaat het veresteren, en krijg je een stof die stinkt. Dat is de oorzaak van een aromafout, het zogenaamde “foxy” aroma. Bij de eerste generatie hybriden is dat zo sterk dat het verboden is van die druiven wijn te makken. Dat zijn de F1 hybriden. Wanneer je die terugkruist met de wijndruif krijg je F2. Nu zitten we al bij F4 en F5. Maar als je die vier tot vijf keer terugkruist, wordt het aandeel van die Amerikaanse druif klein. De aromafout gaat er dan wel uit maar ook de resistentie”, zegt van Rennes. “Bij een vierde of vijfde generatie hybride, zijn de voordelen eigenlijk weg. Je moet ze evenveel spuiten als de rest. Want die planten zijn gevoeliger voor Europese schimmelziektes: de zwarte vlekkenziekte of phomopsis”, vult hij aan.
“Er zijn natuurlijke middelen zoals bacteriën die gebruikt kunnen worden om de planten te beschermen. Als op een gescheurde bes schimmel komt en die begint te groeien dan gaat de hele tros eraan. Als je een bacterie hebt die de wonde koloniseert voor de schimmel komt, kan die schimmel zijn werk niet meer doen. Als die bacterie verder geen kwaad kan, kan je op die manier je planten via natuurlijke middelen beschermen”, merkt de wijnexpert tussendoor op.
Koper
“Een biologische wijnboer gebruikt geen fungiciden, geen chemische insecticiden en geen chemische herbiciden. Daardoor heeft hij een optimaal bodemleven. In de biologische wijnbouw zijn de twee hoekstenen koper en zwavel. Koper wordt gebruikt in koperoxidezouten die gespoten worden in een mengsel met kalk. Dat wordt op de loofwand gespoten zodat de schimmelsporen van de valse meeldauw niet in het blad kunnen indringen. Het is niet toxisch voor de schimmel waardoor ook de bodemschimmels er niet van kapot gaan, het komt niet in het blad terecht, niet in de plant, niet in de druiven. Als je koper verbiedt in de wijnbouw is biologische teelt onmogelijk. Als koper geweerd wordt, moeten tegen de valse meeldauw chemische middelen gebruikt worden die toxisch zijn voor de schimmel maar ook voor de bodemschimmel”, poneert van Rennes.
Uit onderzoek dat op zijn aansporen werd verricht door professor Olivier Honnay van de KU Leuven blijkt intussen dat in noodgevallen bij een matig gebruik van chemische middelen het effect voor de bodem minimaal is. Als de zaak een keer ontspoort, kan je dus corrigeren zonder dat zich dat in de wijngaard bestraft”, zo luidde tegen de verwachtingen van van Rennes in de conclusie van het onderzoek.
“We willen allemaal een efficiënte, milieuvriendelijke gewasbescherming zonder gezondheidsrisico’s. Ik merk hoe de agrochemische industrie al inspeelt op de ecologischere manier van produceren. We hebben de wetenschap en de industrie nodig om op een duurzame en ecologischere manier planten gezond te houden. Vaak worden ecologisten en agrochemici als tegenstanders van elkaar beschouwd maar dat zijn ze niet. Ik hoop dat beiden samen aan tafel kunnen zitten.”
Genetica
“We moeten ook kijken naar verantwoorde vormen van genetisch ingrijpen. We moeten de maatschappelijke discussie voeren over wat ethisch verdedigbaar is. Ik ben een oerconservatief als het gaat om plantveredeling en genetische technieken. Ik heb gevoelsmatig een weerstand tegen het inbouwen van genetisch materiaal uit een bacterie in een plant of in gist. Maar in sommige omstandigheden ben ik toch voorstander van onderzoek naar en het toelaten van genetisch gewijzigd plantgoed.”
“De druifluis had midden 19de eeuw onze inheemse wilde wijndruif, de Vitis sylvestris, vrijwel uitgeroeid. De wilde druif kon evenwel overleven in de overstromingsgebieden van rivieren want bij overstromingen gaan de larven van de druifluis die op de wortels leven kapot. De enkele plaatsen waar de wilde druif in Europa heeft overleefd worden enorm beschermd en worden geheim gehouden.”
“Intussen werd ontdekt dat die druif een hoge resistentie heeft tegen meeldauw en valse meeldauw. Genetisch zit de resistentie van de Amerikaanse druif in hetzelfde gensegment waar ook de aromafout zit. De Europese wilde druif heeft die aromafout niet. Nu is men begonnen om uit Europese wilde druiven dat gensegment te halen en in te bouwen in wijndruiven. Hierdoor komt de resistentie terug die de Europese wilde druif in de loop van de evolutie was kwijtgeraakt zonder dat je kwalitatief gaat inboeten op het aroma. Daartegen kan je toch moeilijk bezwaar maken. Stel dat je het gebruik van sproeistoffen via zo’n techniek tot een minimum kan terugbrengen, dan moet je maatschappelijk de discussie aangaan. Maar we moeten ook eens nadenken over de manier waarop in Vlaanderen de bodem gigantisch mishandeld wordt. Heel vaak wordt onze grond niet gebruikt om een gewas te telen maar mest kwijt te geraken. We hebben fosfaatwaarden die veel hoger liggen dan we zouden willen. Te veel fosfor is nadelig voor de mycorrhiza. Er zijn percelen indien je daar een wijngaard wil van maken, moet je tachtig jaar wachten als je terroirwijn wil maken”, besluit van Rennes.
BIOgrafie
Geurt van Rennes (1960) raakte als kind al in de ban van wijn en bouwde in de loop der jaren een theoretische wijnkennis op. In 1983 startte hij een horecagroothandelszaak in Antwerpen. “Ik wou de wijn evenwel niet bij tussenhandelaars kopen maar rechtstreeks bij de wijnbouwers in Frankrijk, Duitsland en Italië zelf. Ik kwam bij de grote wijnfabrieken maar ook bij de kleine wijnboeren, waardoor ik veel kennis en ideeën heb opgedaan”, zegt de wijnexpert.
“Eind jaren 1980 kreeg ik in Nederlands Limburg de vraag of ik wou helpen bij het totstandbrengen van een Appelation d’origine contrôlée, een AOC Limburg. Ik ben toen bij die wijnboeren de druiven gaan inventariseren, de manier van snoeien, de productie enz. om een wettelijk kader te creëren. Uiteindelijk haakte de grootste speler af en verdween mijn onderzoek in de kast,” betreurt de wijnexpert.
Wijnkasteel
“Een jaar of twee later kocht mijn vader, (Jaap van Rennes 1934-2019, nvdr) in Riemst het kasteel van Genoels-Elderen met park. Ik heb toen voorgesteld er een wijngaard aan te leggen”, vervolgt van Rennes. Omdat er mergel in de bodem zat pleitte van Rennes voor het planten van Chardonnay en eventueel Pinot noir. Wat als hobby bedoeld was groeide uit tot een professioneel wijndomein van 22 hectare. “Het eerste grote productiejaar was 1995. Ik had destijds mijn zaak nog dus kon ik niet de hele tijd op het wijnkasteel zijn. Ik was een beetje een buitenstaander. Ik heb uiteindelijk mijn zaak verkocht. Daarna ben ik gaan lesgeven in de wijnbouwersopleiding en heb in 2011 een symposium georganiseerd om de overheid en de bankiers te overtuigen van de mogelijkheden van de wijnbouw. Nu ben ik full time bezig met het begeleiden van wijnboeren en wijndomeinen en ik geef les in Hasselt en Roeselare. Ik heb jarenlang in Hasselt gewoond. Ik had een druivelaar in de tuin en daar maakte ik wijn van. Toen ben ik verhuisd naar Broekom en heb hier een wijngaard aangeplant puur om experimenten uit te voeren met verschillende gisten en verschillende technieken.”
Wereldprimeur
“Door te experimenteren halen we binnenkort een wereldprimeur. Een druif die in ons klimaat heel goed past vinifiëren we op een heel natuurlijke manier met andere vaten dan diegenen die normaal gebruikt worden. Een domein dat ik begeleid, Oud Conynsbergh in Boechout, gaf me carte blanche”, vertelt van Rennes. “We gebruikten een Auxerrois druif. De ouders ervan zijn de Gouais blanc en de Pinot noir. Drie druiven stammen daarvan af: de Auxerrois, de Gamay en de Chardonnay. Auxerrois loopt tien dagen later uit dan Chardonnay, waardoor je beduidend minder risico op voorjaarsvorstschade hebt. De Auxerrois is wel tegelijk rijp als de andere en verdraagt iets meer vocht”, specifieert de wijngaardenier.
“Wij vinifiëren de Auxerrois zoals een grote Bourgogne: fermenteren in houten vaten, spontane gisting en met natuurlijke gisten uit de wijngaard. We gebruiken geen eikenhout dus je krijgt ook geen eikenhouten aroma”, verraadt de wijnbouwer. “We zijn nu op vier vijf plaatsen bezig met het maken van die wijn. We zullen in Vlaanderen daardoor een wijn krijgen die een heel eigen karakter en stijl heeft. Als je die kan maken met vijf of zes domeinen, dan zet je die op de kaart. Voor die in het wijnlandschap zichtbaar wordt, zijn we evenwel gemakkelijk vier tot vijf jaar verder, maar nu al wordt er door kenners gesproken van een revelatie”, stelt van Rennes.
Geschiedenis van de wijnbouw in een notendop
Geurt van Rennes brengt later dit jaar een boek uit over de geschiedenis van de wijn in het algemeen en van de Belgische wijn in het bijzonder. De oudste vondsten die erop wijzen dat de mens wijn maakte zijn volgens hem 8.000 jaar oud. “Wijnbouw is onderdeel van ons collectief cultuurgeheugen. Wat deed Noah toen hij terug vaste grond onder de voeten had? Hij legde een wijngaard aan”, merkt de Limburgse wijngaardenier op.
“De druivelaar vinden we alleen in Europa, Azië en Noord-Amerika”, steekt van Rennes van wal. “Als gevolg van de verschuiving van de continenten zijn er drie groepen van druivenrassen: de Amerikaanse, de Europese, West- en Centraal-Aziatische en de Oost-Aziatische. Die in Noord-Amerika ontwikkelden zich anders dan die in Azië en Europa.”
“Er wordt vanuit gegaan dat bij ons de wijnbouw werd ingevoerd door de Romeinen. In Eigenbilzen werd evenwel een Keltisch graf gevonden uit de periode van voor Christus met een wijnmengemmer en wijnkannen. Die worden ook gevonden in de Bourgognne in de Champagnestreek. Overal duiken bewijzen op van een wijncultuur nog voor de komst van de Romeinen”, stelt de Limburger.
“Ik heb voor mijn boek contact met de universiteit van Kopenhagen opgenomen omdat in een Vikingpaleis druivenpitjes werden gevonden waarvan werd aangenomen dat ze van rozijnen afkomstig waren of van ingevoerde druiven. Met isotopenonderzoek kon worden nagegaan waar die druif gegroeid was. Die blijkt te zijn gegroeid in Denemarken of Schotland. Daarmee zitten we in het middeleeuws optimum dat liep van 950 tot 1400. Het was toen even warm als nu. In Duitsland was er drie keer zo veel wijnbouw als vandaag, meer dan 300.000 hectare tot aan de Oostzee toe”, stelt van Rennes. Het middeleeuws optimum werd gevolgd door de kleine ijstijd waardoor veel wijngaarden verloren gingen.
Tambora
“Ik wil met het boek een aantal fouten uit de geschiedenis rechtzetten”, zegt van Rennes die ontkent dat Napoleon de wijnbouw heeft uitgeroeid. Die kreeg een zware klap met de uitbarsting van de Indonesische vulkaan Tambora in 1815. “Het jaar 1816 staat in de geschiedenisboeken bekend als het jaar zonder zomer. Die had desastreuse gevolgen. Er zijn in Frankrijk wijngebieden verdwenen die nadien nooit zijn teruggekeerd. In 1833 trok de jonge Belgische staat geld uit om een modelwijngaard aan te leggen, een kenniscentrum avant la lettre. Dat werd ook gedaan voor een aantal andere oudere teelten die na de uitbarsting van de Tambora waren verdwenen. De overheid wou de wijnbouw terugbrengen, maar dat is niet gelukt na een reeks andere vulkaanuitbarstingen die niet zo erg waren als die van de Tambora maar die ook een weerslag hadden met koude winters”, vervolgt de wijngaardenier.
“In het midden van de 19de eeuw kwam daar vanuit de VS de druifluisplaag, de meeldauw en de valse meeldauw nog eens bovenop. Toen was het met onze Belgische wijnbouw afgelopen. De ziektes en de schimmels uit Amerika waren een van de grootste biologische rampen. Pas in 1964 werd hier in Borgloon opnieuw een wijngaard aangelegd door Jean Bellefroid. In 1967 volgde Nederland”, besluit van Rennes zijn beknopt overzicht van de geschiedenis van de wijnbouw.