Vertainspitze
Winterbeklimming van de Nordwandrinne
Vrijdag 30 januari 1998 Ik moest voor zaken in Zwiesel, in de Bayrischer Wald, zijn, en was van daar uit naar de Oostenrijks-Italiaanse grens boven op de Reschenpas gereden. Hier zal ik Elio, Hugo en Bruno treffen. Ik draai mijn auto voor een restaurantje met de neus richting Oostenrijk. Het is inmiddels kwart voor elf 's avonds. Ik ben benieuwd; we hebben om elf uur afgesproken.
Niet te geloven: daar komen ze. Ik sta hier amper vijf minuten. Hugo, Bruno en Elio komen uit Nederland. Er ligt sneeuw, hoewel geen meter hoog, en het is wolkeloos. We stappen weer in de wagens en rijden verder richting Sulden.
De nachtwandeling. We rijden Sulden binnen. Het is net twaalf uur geweest. Ik rijd maar achter hun aan, want ik ben de enige voor wie dit gebied volledig onbekend is. Ik heb bovendien de laatste weken zo weinig tijd gehad dat er maar wat blij mee was dat ik de planning van de tocht aan anderen kon overlaten. Ik weet helemaal niks van dit gebied. Ik heb geen kaart en geen gidsje. Iets wat helemaal niet mijn gewoonte is. Normaal heb ik mezelf altijd op een tocht voorbereid op een manier alsof iedereen van mij verwacht dat ik alles regel en de beslissing kan nemen. Maar ja, ik weet dat de planning niet in betere handen kan zijn, en volg gewoon.
We rijden door Sulden en stoppen op een parkeerplaats aan de rand van het dorp. We stappen uit en beginnen meteen onze rugzakken klaar te maken. We vertrekken immers meteen naar de Düsseldorfer hütte, 2 à 2 ½ uur lopen van Sulden. Hugo heeft voor iedereen sneeuwrackets gehaald en deelt ze uit. Ik heb de ijsbijlen meegenomen en zo hebben we allemaal wel iets wat nog uitgewisseld of opnieuw ingepakt moet worden.
Iedereen is klaar, het is inmiddels al half een, en we vertrekken. We lopen over een weggetje omhoog. Het is soms behoorlijk glad. We komen aan de bosrand. Hier stopt het weggetje en moet het wandelpad beginnen. We zakken direct al in de diepe sneeuw weg. We zien hier de ski-sporen en binden de sneeuwrackets onder onze schoenen. Voor mij is het het de eerste keer dat ik op sneeuwrackets loop. Het valt mee, al is het natuurlijk wel even wennen.
We lopen door over de soms steile sneeuw omhoog. Met die sneeuwrackets gaat het lekker, maar wanneer ik op mijn telescopische skistokken steun zoek schuiven ze in elkaar. Elke keer wanneer een voet toch dieper dan verwacht in de losse sneeuw zakt zoek zoek ik automatisch steun op een stok. Deze zakt vervolgens weer in elkaar, en ik ga weer bijna op mijn gezicht. Ik krijg mijn stokken niet goed vast en ben met lopen volledig op mijn evenwicht aangewezen. Wanneer ik dan met een voet toch in de diepe losse sneeuw weg zak, lig ik natuurlijk toch op mijn gezicht. Met de armen tot de ellebogen in de sneeuw, opstaan en door. Even later terug het zelfde. De sneeuw die natuurlijk toch overal onderdoor kruipt is niet te stoppen. Door het omhoog lopen krijg ik het zo warm dat ik mijn jas nog maar eens uittrek en het fleecevest niet helemaal dicht rits. Ik moet kiezen tussen alles dicht en stikken van de hitte of lekker lopen met af en toe wat sneeuw in mijn kleren. Ik kies voor het laatste.
Elio loopt voorop en houdt er weer flink de vaart in. Ondanks de problemen met mijn stokken blijf ik hem volgen. Hoewel Bruno en Hugo steeds verder achterop raken wil ik Elio niet lossen. Het is niet te geloven. Die verrekte Elio is weer aan het beulen! Hij stopt niet en knalt door. Ik wil niet afhaken en vraag mezelf af waarom niet. Wil ik mezelf bewijzen? Ten opzichte van Elio of Hugo? Of wil ik mezelf testen? Ik loop door in het zelfde hoge tempo als Elio en realiser me dat een stap langzamer ook geen schande zou zijn. Toch wil ik voor mezelf weten hoe ik mijn eigen conditie moet inschatten. Elio is een goeie norm; super.
We komen boven de boomgrens. Hugo en Bruno liggen al een flink stuk achter. Het is nu minder stijl, maar de sneeuw lijkt hier veel losser. Ik zak geregeld tot mijn heup in de sneeuw. Omdat ik mijn stokken niet kan gebruiken kost het mij telkens veel kracht om uit de losse sneeuw te kruipen. Het lijkt soms alsof ik op de plaats sta te trappelen. Veel kracht verprutsen en geen stap verder. Ik erger me er aan dat Elio niet zo vaak in de sneeuw zakt en met het zelfde tempo en minder energieverspilling van mij weg loopt.
Het waait niet, dus met een fleece trui en een fleece vest over elkaar is het heerlijk warm. Het vriest wel, waardoor ik ondanks alle sneeuw die door het vallen op mijn kleren komt toch droog blijf. Elio heb ik inmiddels moeten laten gaan. Geen rede meer om de noodzakelijke sanitaire stop nog langer uit te stellen. Ik besluit om ook de afgezakte sok van mijn rechter voet maar op te trekken. Gamaschen, broek, de riempjes van de sneeuwrackets; al bij al duurt het toch wel even, maar ik heb geen zin om blaren te lopen. Ik wil graag zonder pijn aan mijn voeten klimmen, en dit is alleen maar de klim naar de hut.
Ik loop weer verder. Elio is uit beeld, maar ik volg zijn spoor. Gelukkig is dat goed zichtbaar want ik heb bij god geen idee waar we anders heen moeten. Ik voel toch goed dat deze tocht volgt op een heel stresserende en vermoeiende week. Ik heb er enorm naar uitgekeken om dit weekend te klimmen. Rustig volg ik in mijn eentje het spoor door de nacht. Het is een prachtig sneeuwlandschap. Nooit eerder ben ik in de winter gaan klimmen, maar dit zal zeker niet de laatste keer zijn. Top of geen top, alleen al deze tocht naar de hut is de moeite waard.
Een heel eind achter me zie ik het licht van Hugo en Bruno, en voor me is het spoor van Elio. Soms is het spoor bijna niet zichtbaar omdat hij totaal niet in de sneeuw zakte. Boven op de sneeuw heeft zich een laagje firn gevormd. Ik zak echter regelmatig door de firn tot over mijn knieën in de sneeuw. Het dunne laagje firn was blijkbaar net sterk genoeg om Elio te dragen, maar ik zak er keer op keer weer genadeloos doorheen, en aan die klote stokken heb ik ook al niks. Soms is het echt ploeteren, en dat kost kracht.
Als ik weer een paar meter zo heb moeten ploeteren moet ik toch wel even pauseren. Heel even maar en dan ga ik weer verder. Langzaam ga ik de helling omhoog waarop de hut moet liggen. Ik loop heel voorzichtig om zo min mogelijk in de sneeuw te zakken. Dan zie ik het silhouet van de hut. Ik ben er niet eens zo ver vandaan. Het is ongeveer kwart na drie wanneer ik bij de hut aankom. Elio, die al een kwartier hier is, is al sneeuw aan het smelten voor de thee. Heerlijk wanneer je zo in de "winterraum" van de hut komt.
Na een half uurtje komen Hugo en Bruno ook aan. Bruno had het moeilijk gehad, hij was al de hele week niet fit geweest. Even zitten, thee drinken en naar bed.
Zaterdag 31 januari 1998 Na een goede nachtrust staan we om ongeveer half tien op. Sneeuw smelten, thee zetten, soep, brood, kaas, vlees, jam, goed eten is voor geen van ons een probleem. Het is schitterend weer. Geen wind, geen wolken. Het uitzicht was prachtig, de Ortler en Königspitze aan de overzijde van het dal en schuin achter ons Hohe Angelusspitze en Vertainspitze. De Vertainspitze is ons doel. Maar de west-wand die we van hieruit zien is niet ons doel. Wij gaan naar de noordwand. We hebben ons oog laten vallen op de route die over de "Hängegletscher" omhoog gaat.
Wanneer de zon de hut beschijnt vertrekken we naar de voet van de wand. Met de sneeuwschoenen onder lopen we naar de kom in die tussen Hohe Angelusspitze en de noordwand van de Vertainspitze ligt. Elio, die geen spijt heeft van zijn dure nieuwe handschoenen, gaat voorop. Langzaam maar zeker krijgen we beter zicht op de noordwand. De omstandigheden worden langzaam duidelijker. De gletsjer ziet er vrij moeilijk uit. Het onderste gedeelte bestaat uit blank ijs. Het is dit onderste derde deel dat maakt of je er doorheen komt of niet. Het is inmiddels twaalf uur geweest wanneer Elio en ik omhoog gaan naar het ijs en zien dat de gletsjer hier nagenoeg volledig loodrecht is. Toch zien we een mogelijkheid voor een route, wanneer we maar de eerste tien meter kunnen overbruggen. We zoeken een plekje waar we half achter rotsen verscholen beschutting kunnen vinden voor eventueel afbrekend ijs. Onder ons liggen enkele grote ijsbrokken als een waarschuwing in de sneeuw. Hoewel er om dit uur en bij deze temperatuur betrekkelijk weinig kans bestaat op het afbreken van dreigende stukken ijs, is het altijd beter om geen onnodig risico te nemen. Terwijl wij onze stijgijzers onder doen en de klimspullen klaar maken roepen Hugo en Bruno ons van beneden uit toe dat zij ons niet zullen volgen. Zij besluiten de Hohe Angelusspitze te beklimmen. Wij gaan beginnen aan het ijs.
Snel klimmen we door de laatste sneeuw naar de steile ijsflank. Elio begint de eerste zekeringen aan te brengen. Het ijs is zo hard dat hij de grootste moeite heeft om er ijshaken in te slaan. Zelfs ijsboren gaan er maar uiterst moeizaam in. Wanneer ik ben nageklommen begint Elio aan het loodrechte gedeelte. Wanneer hij boven de eerste tussenzekering komt moet hij opzij uitwijken. Het ijs is hier overhangend en onbeklimbaar. De vonken spatten van de stijgijzers en er op staan is bijna onmogelijk. Ondanks alle zoeken naar een stukje waar de ijswand niet overhangend is lukt het niet om een klimbare passage te vinden. We zien dat enkele meters boven ons de grootste problemen overwonnen zijn, maar we kunnen het niet bereiken.
We klimmen langs de rand van de gletsjer naar de rotsrib waarachter we door de Nordwandrinne omhoog kunnen. Dit is een mooi couloir dat langs de gletsjer omhoog voert. We traverseren een rotsbandje en komen in het couloir. Doordat we veel tijd in het ijs verloren hebben is het twee uur geweest wanneer we verder omhoog klimmen. Beurtelings klimmen we voor, en gaan vlot omhoog. Met een hellingshoek van ongeveer 50° gaat het zonder probleem. Hoe hoger we komen, hoe zwaarder het wordt. In het bovenste gedeelte is de sneeuw zo poederig dat we er vaak tot aan onze heupen in zakken. Hier is het sneeuwpak echter zo dun dat we met onze stijgijzers over de rotsen schrapen. Omdat de sneeuw het ontstane gat echter voortdurend weer vult is het onmogelijk om te zien waar je met je voet naar toe moet. Het lijkt soms meer op sneeuwzwemmen. We klimmen aan de rand van het couloir, waar we nog enig grip in de rotsen proberen te vinden. Terwijl de hellingshoek langzaam naar de 70° gaat worden de omstandigheden steeds moeilijker. In dit bovenste deel van het couloir is het moeilijk om te zekeren. De sneeuw komt onophoudelijk naar beneden. Dit veroorzaakt een ruisen als van een rivier. We moeten nu zo snel mogelijk door klimmen om uit het couloir te zijn wanneer het donker wordt. Elio klimt de laatste touwlengte uit door "mixed"-terrein tot op de graat. Ik zoek beschutting voor vallend ijs door mijn standplaats te verleggen wanneer Elio boven mij meer naar de rechter kant gaat klimmen. Hij roept om mij te waarschuwen voor een flinke rotsblok die hij heeft los getrapt. Dan is hij op de graat. In de schemering klim ik na. Ik moet zo snel mogelijk klimmen, maar moet wel zeker zijn. De mogelijkheden om te zekeren zijn in dit bovenste deel van de wand niet fameus, en ik weet niet wat Elio voor een standplaats heeft kunnen bouwen Rustig en zeker klim ik verder. Ondanks de moeilijke omstandigheden neem ik het ongelofelijke uitzicht op de rood kleurende bergen om ons heen in me op. Tegen zes uur kom ik op de graat aan. Een heerlijk gevoel. Mijn eerste echte winterbeklimming.
Maar nu? Ik ben in dit gebied niet bekend en heb gisteren ook niet de kaart kunnen bestuderen. Normaal bereid ik mezelf altijd heel goed voor op een dergelijke tocht, maar deze keer in het geheel niet. Hugo kent het hele gebied immers als zijn binnenzak, en voor Elio was het ook niet nieuw. Nu zaten Elio en ik op de graat, en de kaart en het gidsje zaten in de rugzak van Hugo. Een bivak was uitgesloten, tenzij je een paar vingers wilde verliezen. De slaapzak lag in de hut, en met een bivakzak alleen was alleen door klimmen of afdalen een optie. Elio, die het gebied beter kende als ik, stelde voor om via de westwand af te dalen. Om in het donker via de graat naar de normaalroute te klimmen leek ons niet erg verlokkelijk. Naar beneden door de westwand moest kunnen. Elio wist dat er enkele routes door voerden. We konden vanaf de graat heel goed abseilen naar een heel groot sneeuwveld in de wand. Hierover verder afdalen en dan moesten we de weg maar zelf verder zoeken. Deze optie leek ons onder de gegeven omstandigheden de enige die in aanmerking kwam. We hadden een dubbel 9mm touw mee, dus we konden 50m abseilen. Tijdens het inrichten van de abseilstelle verloor Elio een van zijn nieuwe handschoenen. Vloeken !!! Je zou voor minder. Gelukkig had hij wel nog zijn oude handschoenen als reserve mee.
Inmiddels is het donker geworden. Aan het dubbel touw laten we ons met onze hoofdlampjes schijnend over de bevroren rotsen in het zwart gat van de diepte onder ons zakken. We beginnen aan een afdaling waarvan we alle twee niet weten wat we op deze route zullen tegenkomen. Toch is dit de enige juiste beslissing. Een bivak zou zonder slaapzak zeker bevriezingen opleveren, en afdalen door het couloir zou te gevaarlijk zijn. We zoeken een weg naar beneden en klimmen waar nodig wel weer een stuk omhoog. Door niet te stoppen maar door te gaan zullen we het zeker niet koud krijgen, en langzaam maar zeker zullen we een route naar de hut vinden. Wanneer we het stuk hebben abgeseild naar het grote sneeuwveld, maakt Elio een standplaats. Ik ga de twee touwlengtes naar beneden, maak een standplaats en wacht op Elio. Hij komt naar beneden en gaat door verder omlaag. Wanneer ik weer bij hem ben komen we in het minder steile onderste deel van het grote sneeuwveld en gaan we gewoon aan een korter touw door het sneeuwveld. Aangekomen aan de voet van dit sneeuwveld zoeken we een plek waar we naar beneden kunnen klimmen. Door een brede geul met rots en sneeuw gaan we verder naar beneden. Dan komen we weer in een steiler gedeelte van de wand. Door gemengd terrein klimmen we omlaag. Plotseling staan we voor een immense diepte. De wand valt loodrecht omlaag. Zo steil dat we niet eens kunnen zien of we hier kunnen abseilen. De afgrond is zeker meer dan onze 50m diep, en of er voor het einde van die 50m een goede plaats is van waaruit we opnieuw kunnen abseilen is nog maar de vraag. Bovendien is het enige waaraan we kunnen abseilen een grote rotsblok. Hij ziet er redelijk safe uit, maar ja redelijk is ook niet alles. Er is maar een goede beslissing, omkeren en terug richting sneeuwveld. We traverseren een stuk in de wand naar rechts, waar we weer een goede plek vinden om langs het touw af te dalen. Een goede zekere rots geeft ons hier de mogelijkheid om naar een lager gelegen sneeuwveldje te gaan. Nadat we hier z'n 50m hebben abgeseild klimmen we via een klein ijsveld en wat rotsen over deze rib in de wand verder omlaag. We traverseren langs rotsen opnieuw een stuk naar rechts. Het is vrij stijl terrein, waar we onze handschoenen moeten uittrekken om goede grip op de rotsen te krijgen. Elio laat nu een van zijn reservehandschoenen vallen. Ze verdwijnt in de zwarte diepte onder ons. Deze keer zullen we ze zeker niet meer terug vinden. Even later, aan de andere kant van een steile rots seilen we nog eens 50m naar beneden. Nu komen we uiteindelijk in het lager gedeelte van de wand. Hier is hij veel minder stijl. We lopen rustig verder in de richting van de voet van de westgraat. Het terrein wordt langzaam vlakker. We stoppen om de stijgijzers uit te doen en de sneeuwrackets onder te binden. Het is al laat, maar nu drink ik nog wat thee en eet iets. We hebben de moeilijkheden nu wel achter ons.
Wanneer ik mijn klimgordel en stijgijzers in de rugzak stop beging mijn licht heel snel te verminderen. Ik heb tot nu toe mijn helm opgehouden, waardoor de batterij, die van die ochtend nieuw was, erg onder de koude te lijden had. Ik stopte de batterij in mijn fleece, en liet het lampje uit de rits hangen. Na enkele minuten bleek hij weer meer licht te geven. Och nu weer die klote skistokken. Hopeloos, een derde van de normale lengte, meer kan ik er niet van maken. Shit dit wil zeggen dat ik weer moet balanceren op die sneeuwrackets, en dan nog met een lamp die het meer niet dan wel doet. Het licht van maan en sterren is schitterend, maar de oneffenheden in de sneeuw kun je niet zien. Geregeld raak ik dan ook uit balans en kan mij nog maar met moeite overeind houden. Soms lukt dit ook niet en ga ik op mijn gat. Wanneer de sneeuw weer wat vlakker is draai ik mijn lichtje uit om mijn batterij te sparen. Door al die ellende met de stokken loop ik langzaam, en Elio loopt door. Wanneer mijn lampje uiteindelijk bijna helemaal geen licht heeft kan ik nog maar met moeite de voetstappen van Elio herkennen. Hoewel het inmiddels niet ver meer is naar de hut, blijf ik toch het liefst in zijn spoor. Elio heeft immers wel nog licht, en kon zo de meest gunstige sneeuw zien. Na dit laatste kwartiertje ellende kom ook ik om ongeveer tien uur bij de hut aan.
Hier zie ik dat we inmiddels niet meer alleen zijn. Er zijn een aantal mensen met ski's omhoog gekomen. Na de begroeting door Hugo en Bruno doe ik het eerst van alles de sneeuwrackets af en ga naar binnen voor een kop thee. Hier hoor ik dat Hugo de bergwacht had gebeld. Hij had zich ernstige zorgen om ons gemaakt. Rond zes uur was hij terug naar de voet van de noordwand gegaan en had op ons geroepen. Hij zag niks van ons en hoorde geen antwoord. Toen is hij terug naar de hut gegaan en heeft de bergwacht te hulp geroepen. Zonder slaapzak bivakkeren zag ook hij niet zitten. De bergwacht kwam direct met vier man omhoog. Even later, ongeveer twintig minuten, zag hij onze lichtjes boven in de westwand van de berg. Toen belde hij terug naar de bergwacht met de mededeling dat zij niet hoefden te komen omdat wij onderweg naar beneden waren. Ze kwamen toch naar boven, gelukkig onnodig.
Winterbeklimming van de Nordwandrinne
Vrijdag 30 januari 1998 Ik moest voor zaken in Zwiesel, in de Bayrischer Wald, zijn, en was van daar uit naar de Oostenrijks-Italiaanse grens boven op de Reschenpas gereden. Hier zal ik Elio, Hugo en Bruno treffen. Ik draai mijn auto voor een restaurantje met de neus richting Oostenrijk. Het is inmiddels kwart voor elf 's avonds. Ik ben benieuwd; we hebben om elf uur afgesproken.
Niet te geloven: daar komen ze. Ik sta hier amper vijf minuten. Hugo, Bruno en Elio komen uit Nederland. Er ligt sneeuw, hoewel geen meter hoog, en het is wolkeloos. We stappen weer in de wagens en rijden verder richting Sulden.
De nachtwandeling. We rijden Sulden binnen. Het is net twaalf uur geweest. Ik rijd maar achter hun aan, want ik ben de enige voor wie dit gebied volledig onbekend is. Ik heb bovendien de laatste weken zo weinig tijd gehad dat er maar wat blij mee was dat ik de planning van de tocht aan anderen kon overlaten. Ik weet helemaal niks van dit gebied. Ik heb geen kaart en geen gidsje. Iets wat helemaal niet mijn gewoonte is. Normaal heb ik mezelf altijd op een tocht voorbereid op een manier alsof iedereen van mij verwacht dat ik alles regel en de beslissing kan nemen. Maar ja, ik weet dat de planning niet in betere handen kan zijn, en volg gewoon.
We rijden door Sulden en stoppen op een parkeerplaats aan de rand van het dorp. We stappen uit en beginnen meteen onze rugzakken klaar te maken. We vertrekken immers meteen naar de Düsseldorfer hütte, 2 à 2 ½ uur lopen van Sulden. Hugo heeft voor iedereen sneeuwrackets gehaald en deelt ze uit. Ik heb de ijsbijlen meegenomen en zo hebben we allemaal wel iets wat nog uitgewisseld of opnieuw ingepakt moet worden.
Iedereen is klaar, het is inmiddels al half een, en we vertrekken. We lopen over een weggetje omhoog. Het is soms behoorlijk glad. We komen aan de bosrand. Hier stopt het weggetje en moet het wandelpad beginnen. We zakken direct al in de diepe sneeuw weg. We zien hier de ski-sporen en binden de sneeuwrackets onder onze schoenen. Voor mij is het het de eerste keer dat ik op sneeuwrackets loop. Het valt mee, al is het natuurlijk wel even wennen.
We lopen door over de soms steile sneeuw omhoog. Met die sneeuwrackets gaat het lekker, maar wanneer ik op mijn telescopische skistokken steun zoek schuiven ze in elkaar. Elke keer wanneer een voet toch dieper dan verwacht in de losse sneeuw zakt zoek zoek ik automatisch steun op een stok. Deze zakt vervolgens weer in elkaar, en ik ga weer bijna op mijn gezicht. Ik krijg mijn stokken niet goed vast en ben met lopen volledig op mijn evenwicht aangewezen. Wanneer ik dan met een voet toch in de diepe losse sneeuw weg zak, lig ik natuurlijk toch op mijn gezicht. Met de armen tot de ellebogen in de sneeuw, opstaan en door. Even later terug het zelfde. De sneeuw die natuurlijk toch overal onderdoor kruipt is niet te stoppen. Door het omhoog lopen krijg ik het zo warm dat ik mijn jas nog maar eens uittrek en het fleecevest niet helemaal dicht rits. Ik moet kiezen tussen alles dicht en stikken van de hitte of lekker lopen met af en toe wat sneeuw in mijn kleren. Ik kies voor het laatste.
Elio loopt voorop en houdt er weer flink de vaart in. Ondanks de problemen met mijn stokken blijf ik hem volgen. Hoewel Bruno en Hugo steeds verder achterop raken wil ik Elio niet lossen. Het is niet te geloven. Die verrekte Elio is weer aan het beulen! Hij stopt niet en knalt door. Ik wil niet afhaken en vraag mezelf af waarom niet. Wil ik mezelf bewijzen? Ten opzichte van Elio of Hugo? Of wil ik mezelf testen? Ik loop door in het zelfde hoge tempo als Elio en realiser me dat een stap langzamer ook geen schande zou zijn. Toch wil ik voor mezelf weten hoe ik mijn eigen conditie moet inschatten. Elio is een goeie norm; super.
We komen boven de boomgrens. Hugo en Bruno liggen al een flink stuk achter. Het is nu minder stijl, maar de sneeuw lijkt hier veel losser. Ik zak geregeld tot mijn heup in de sneeuw. Omdat ik mijn stokken niet kan gebruiken kost het mij telkens veel kracht om uit de losse sneeuw te kruipen. Het lijkt soms alsof ik op de plaats sta te trappelen. Veel kracht verprutsen en geen stap verder. Ik erger me er aan dat Elio niet zo vaak in de sneeuw zakt en met het zelfde tempo en minder energieverspilling van mij weg loopt.
Het waait niet, dus met een fleece trui en een fleece vest over elkaar is het heerlijk warm. Het vriest wel, waardoor ik ondanks alle sneeuw die door het vallen op mijn kleren komt toch droog blijf. Elio heb ik inmiddels moeten laten gaan. Geen rede meer om de noodzakelijke sanitaire stop nog langer uit te stellen. Ik besluit om ook de afgezakte sok van mijn rechter voet maar op te trekken. Gamaschen, broek, de riempjes van de sneeuwrackets; al bij al duurt het toch wel even, maar ik heb geen zin om blaren te lopen. Ik wil graag zonder pijn aan mijn voeten klimmen, en dit is alleen maar de klim naar de hut.
Ik loop weer verder. Elio is uit beeld, maar ik volg zijn spoor. Gelukkig is dat goed zichtbaar want ik heb bij god geen idee waar we anders heen moeten. Ik voel toch goed dat deze tocht volgt op een heel stresserende en vermoeiende week. Ik heb er enorm naar uitgekeken om dit weekend te klimmen. Rustig volg ik in mijn eentje het spoor door de nacht. Het is een prachtig sneeuwlandschap. Nooit eerder ben ik in de winter gaan klimmen, maar dit zal zeker niet de laatste keer zijn. Top of geen top, alleen al deze tocht naar de hut is de moeite waard.
Een heel eind achter me zie ik het licht van Hugo en Bruno, en voor me is het spoor van Elio. Soms is het spoor bijna niet zichtbaar omdat hij totaal niet in de sneeuw zakte. Boven op de sneeuw heeft zich een laagje firn gevormd. Ik zak echter regelmatig door de firn tot over mijn knieën in de sneeuw. Het dunne laagje firn was blijkbaar net sterk genoeg om Elio te dragen, maar ik zak er keer op keer weer genadeloos doorheen, en aan die klote stokken heb ik ook al niks. Soms is het echt ploeteren, en dat kost kracht.
Als ik weer een paar meter zo heb moeten ploeteren moet ik toch wel even pauseren. Heel even maar en dan ga ik weer verder. Langzaam ga ik de helling omhoog waarop de hut moet liggen. Ik loop heel voorzichtig om zo min mogelijk in de sneeuw te zakken. Dan zie ik het silhouet van de hut. Ik ben er niet eens zo ver vandaan. Het is ongeveer kwart na drie wanneer ik bij de hut aankom. Elio, die al een kwartier hier is, is al sneeuw aan het smelten voor de thee. Heerlijk wanneer je zo in de "winterraum" van de hut komt.
Na een half uurtje komen Hugo en Bruno ook aan. Bruno had het moeilijk gehad, hij was al de hele week niet fit geweest. Even zitten, thee drinken en naar bed.
Zaterdag 31 januari 1998 Na een goede nachtrust staan we om ongeveer half tien op. Sneeuw smelten, thee zetten, soep, brood, kaas, vlees, jam, goed eten is voor geen van ons een probleem. Het is schitterend weer. Geen wind, geen wolken. Het uitzicht was prachtig, de Ortler en Königspitze aan de overzijde van het dal en schuin achter ons Hohe Angelusspitze en Vertainspitze. De Vertainspitze is ons doel. Maar de west-wand die we van hieruit zien is niet ons doel. Wij gaan naar de noordwand. We hebben ons oog laten vallen op de route die over de "Hängegletscher" omhoog gaat.
Wanneer de zon de hut beschijnt vertrekken we naar de voet van de wand. Met de sneeuwschoenen onder lopen we naar de kom in die tussen Hohe Angelusspitze en de noordwand van de Vertainspitze ligt. Elio, die geen spijt heeft van zijn dure nieuwe handschoenen, gaat voorop. Langzaam maar zeker krijgen we beter zicht op de noordwand. De omstandigheden worden langzaam duidelijker. De gletsjer ziet er vrij moeilijk uit. Het onderste gedeelte bestaat uit blank ijs. Het is dit onderste derde deel dat maakt of je er doorheen komt of niet. Het is inmiddels twaalf uur geweest wanneer Elio en ik omhoog gaan naar het ijs en zien dat de gletsjer hier nagenoeg volledig loodrecht is. Toch zien we een mogelijkheid voor een route, wanneer we maar de eerste tien meter kunnen overbruggen. We zoeken een plekje waar we half achter rotsen verscholen beschutting kunnen vinden voor eventueel afbrekend ijs. Onder ons liggen enkele grote ijsbrokken als een waarschuwing in de sneeuw. Hoewel er om dit uur en bij deze temperatuur betrekkelijk weinig kans bestaat op het afbreken van dreigende stukken ijs, is het altijd beter om geen onnodig risico te nemen. Terwijl wij onze stijgijzers onder doen en de klimspullen klaar maken roepen Hugo en Bruno ons van beneden uit toe dat zij ons niet zullen volgen. Zij besluiten de Hohe Angelusspitze te beklimmen. Wij gaan beginnen aan het ijs.
Snel klimmen we door de laatste sneeuw naar de steile ijsflank. Elio begint de eerste zekeringen aan te brengen. Het ijs is zo hard dat hij de grootste moeite heeft om er ijshaken in te slaan. Zelfs ijsboren gaan er maar uiterst moeizaam in. Wanneer ik ben nageklommen begint Elio aan het loodrechte gedeelte. Wanneer hij boven de eerste tussenzekering komt moet hij opzij uitwijken. Het ijs is hier overhangend en onbeklimbaar. De vonken spatten van de stijgijzers en er op staan is bijna onmogelijk. Ondanks alle zoeken naar een stukje waar de ijswand niet overhangend is lukt het niet om een klimbare passage te vinden. We zien dat enkele meters boven ons de grootste problemen overwonnen zijn, maar we kunnen het niet bereiken.
We klimmen langs de rand van de gletsjer naar de rotsrib waarachter we door de Nordwandrinne omhoog kunnen. Dit is een mooi couloir dat langs de gletsjer omhoog voert. We traverseren een rotsbandje en komen in het couloir. Doordat we veel tijd in het ijs verloren hebben is het twee uur geweest wanneer we verder omhoog klimmen. Beurtelings klimmen we voor, en gaan vlot omhoog. Met een hellingshoek van ongeveer 50° gaat het zonder probleem. Hoe hoger we komen, hoe zwaarder het wordt. In het bovenste gedeelte is de sneeuw zo poederig dat we er vaak tot aan onze heupen in zakken. Hier is het sneeuwpak echter zo dun dat we met onze stijgijzers over de rotsen schrapen. Omdat de sneeuw het ontstane gat echter voortdurend weer vult is het onmogelijk om te zien waar je met je voet naar toe moet. Het lijkt soms meer op sneeuwzwemmen. We klimmen aan de rand van het couloir, waar we nog enig grip in de rotsen proberen te vinden. Terwijl de hellingshoek langzaam naar de 70° gaat worden de omstandigheden steeds moeilijker. In dit bovenste deel van het couloir is het moeilijk om te zekeren. De sneeuw komt onophoudelijk naar beneden. Dit veroorzaakt een ruisen als van een rivier. We moeten nu zo snel mogelijk door klimmen om uit het couloir te zijn wanneer het donker wordt. Elio klimt de laatste touwlengte uit door "mixed"-terrein tot op de graat. Ik zoek beschutting voor vallend ijs door mijn standplaats te verleggen wanneer Elio boven mij meer naar de rechter kant gaat klimmen. Hij roept om mij te waarschuwen voor een flinke rotsblok die hij heeft los getrapt. Dan is hij op de graat. In de schemering klim ik na. Ik moet zo snel mogelijk klimmen, maar moet wel zeker zijn. De mogelijkheden om te zekeren zijn in dit bovenste deel van de wand niet fameus, en ik weet niet wat Elio voor een standplaats heeft kunnen bouwen Rustig en zeker klim ik verder. Ondanks de moeilijke omstandigheden neem ik het ongelofelijke uitzicht op de rood kleurende bergen om ons heen in me op. Tegen zes uur kom ik op de graat aan. Een heerlijk gevoel. Mijn eerste echte winterbeklimming.
Maar nu? Ik ben in dit gebied niet bekend en heb gisteren ook niet de kaart kunnen bestuderen. Normaal bereid ik mezelf altijd heel goed voor op een dergelijke tocht, maar deze keer in het geheel niet. Hugo kent het hele gebied immers als zijn binnenzak, en voor Elio was het ook niet nieuw. Nu zaten Elio en ik op de graat, en de kaart en het gidsje zaten in de rugzak van Hugo. Een bivak was uitgesloten, tenzij je een paar vingers wilde verliezen. De slaapzak lag in de hut, en met een bivakzak alleen was alleen door klimmen of afdalen een optie. Elio, die het gebied beter kende als ik, stelde voor om via de westwand af te dalen. Om in het donker via de graat naar de normaalroute te klimmen leek ons niet erg verlokkelijk. Naar beneden door de westwand moest kunnen. Elio wist dat er enkele routes door voerden. We konden vanaf de graat heel goed abseilen naar een heel groot sneeuwveld in de wand. Hierover verder afdalen en dan moesten we de weg maar zelf verder zoeken. Deze optie leek ons onder de gegeven omstandigheden de enige die in aanmerking kwam. We hadden een dubbel 9mm touw mee, dus we konden 50m abseilen. Tijdens het inrichten van de abseilstelle verloor Elio een van zijn nieuwe handschoenen. Vloeken !!! Je zou voor minder. Gelukkig had hij wel nog zijn oude handschoenen als reserve mee.
Inmiddels is het donker geworden. Aan het dubbel touw laten we ons met onze hoofdlampjes schijnend over de bevroren rotsen in het zwart gat van de diepte onder ons zakken. We beginnen aan een afdaling waarvan we alle twee niet weten wat we op deze route zullen tegenkomen. Toch is dit de enige juiste beslissing. Een bivak zou zonder slaapzak zeker bevriezingen opleveren, en afdalen door het couloir zou te gevaarlijk zijn. We zoeken een weg naar beneden en klimmen waar nodig wel weer een stuk omhoog. Door niet te stoppen maar door te gaan zullen we het zeker niet koud krijgen, en langzaam maar zeker zullen we een route naar de hut vinden. Wanneer we het stuk hebben abgeseild naar het grote sneeuwveld, maakt Elio een standplaats. Ik ga de twee touwlengtes naar beneden, maak een standplaats en wacht op Elio. Hij komt naar beneden en gaat door verder omlaag. Wanneer ik weer bij hem ben komen we in het minder steile onderste deel van het grote sneeuwveld en gaan we gewoon aan een korter touw door het sneeuwveld. Aangekomen aan de voet van dit sneeuwveld zoeken we een plek waar we naar beneden kunnen klimmen. Door een brede geul met rots en sneeuw gaan we verder naar beneden. Dan komen we weer in een steiler gedeelte van de wand. Door gemengd terrein klimmen we omlaag. Plotseling staan we voor een immense diepte. De wand valt loodrecht omlaag. Zo steil dat we niet eens kunnen zien of we hier kunnen abseilen. De afgrond is zeker meer dan onze 50m diep, en of er voor het einde van die 50m een goede plaats is van waaruit we opnieuw kunnen abseilen is nog maar de vraag. Bovendien is het enige waaraan we kunnen abseilen een grote rotsblok. Hij ziet er redelijk safe uit, maar ja redelijk is ook niet alles. Er is maar een goede beslissing, omkeren en terug richting sneeuwveld. We traverseren een stuk in de wand naar rechts, waar we weer een goede plek vinden om langs het touw af te dalen. Een goede zekere rots geeft ons hier de mogelijkheid om naar een lager gelegen sneeuwveldje te gaan. Nadat we hier z'n 50m hebben abgeseild klimmen we via een klein ijsveld en wat rotsen over deze rib in de wand verder omlaag. We traverseren langs rotsen opnieuw een stuk naar rechts. Het is vrij stijl terrein, waar we onze handschoenen moeten uittrekken om goede grip op de rotsen te krijgen. Elio laat nu een van zijn reservehandschoenen vallen. Ze verdwijnt in de zwarte diepte onder ons. Deze keer zullen we ze zeker niet meer terug vinden. Even later, aan de andere kant van een steile rots seilen we nog eens 50m naar beneden. Nu komen we uiteindelijk in het lager gedeelte van de wand. Hier is hij veel minder stijl. We lopen rustig verder in de richting van de voet van de westgraat. Het terrein wordt langzaam vlakker. We stoppen om de stijgijzers uit te doen en de sneeuwrackets onder te binden. Het is al laat, maar nu drink ik nog wat thee en eet iets. We hebben de moeilijkheden nu wel achter ons.
Wanneer ik mijn klimgordel en stijgijzers in de rugzak stop beging mijn licht heel snel te verminderen. Ik heb tot nu toe mijn helm opgehouden, waardoor de batterij, die van die ochtend nieuw was, erg onder de koude te lijden had. Ik stopte de batterij in mijn fleece, en liet het lampje uit de rits hangen. Na enkele minuten bleek hij weer meer licht te geven. Och nu weer die klote skistokken. Hopeloos, een derde van de normale lengte, meer kan ik er niet van maken. Shit dit wil zeggen dat ik weer moet balanceren op die sneeuwrackets, en dan nog met een lamp die het meer niet dan wel doet. Het licht van maan en sterren is schitterend, maar de oneffenheden in de sneeuw kun je niet zien. Geregeld raak ik dan ook uit balans en kan mij nog maar met moeite overeind houden. Soms lukt dit ook niet en ga ik op mijn gat. Wanneer de sneeuw weer wat vlakker is draai ik mijn lichtje uit om mijn batterij te sparen. Door al die ellende met de stokken loop ik langzaam, en Elio loopt door. Wanneer mijn lampje uiteindelijk bijna helemaal geen licht heeft kan ik nog maar met moeite de voetstappen van Elio herkennen. Hoewel het inmiddels niet ver meer is naar de hut, blijf ik toch het liefst in zijn spoor. Elio heeft immers wel nog licht, en kon zo de meest gunstige sneeuw zien. Na dit laatste kwartiertje ellende kom ook ik om ongeveer tien uur bij de hut aan.
Hier zie ik dat we inmiddels niet meer alleen zijn. Er zijn een aantal mensen met ski's omhoog gekomen. Na de begroeting door Hugo en Bruno doe ik het eerst van alles de sneeuwrackets af en ga naar binnen voor een kop thee. Hier hoor ik dat Hugo de bergwacht had gebeld. Hij had zich ernstige zorgen om ons gemaakt. Rond zes uur was hij terug naar de voet van de noordwand gegaan en had op ons geroepen. Hij zag niks van ons en hoorde geen antwoord. Toen is hij terug naar de hut gegaan en heeft de bergwacht te hulp geroepen. Zonder slaapzak bivakkeren zag ook hij niet zitten. De bergwacht kwam direct met vier man omhoog. Even later, ongeveer twintig minuten, zag hij onze lichtjes boven in de westwand van de berg. Toen belde hij terug naar de bergwacht met de mededeling dat zij niet hoefden te komen omdat wij onderweg naar beneden waren. Ze kwamen toch naar boven, gelukkig onnodig.