van Renesse in Zuid-Beveland en Walcheren
1312
Zoals zoveel Zeeuwse edelen uit die tijd die betrokken raakten bij conflicten tussen de graaf van Holland en de graaf van Vlaanderen, werd ook dit conflict bijgelegd. Hierna krijgen Hendrick en Costijn van Renesse, twee broers van Jan van Renesse, in 1312 weer land in eigendom.
1313
Hendrick en Costijn van Renesse, twee broers van Jan van Renesse werden in 1313 ‘gegoed’ voor de geconfisceerde goederen op Schouwen, en ruilden de bezittingen op Schouwen met graaf Willem III van Holland tegen goederen in Zuid-Beveland en Walcheren. De bezittingen (te Renesse en Brouwershaven) van Jan van Renesse werden in datzelfde jaar aan Witte van Haamstede, die een bastaardzoon van Floris V, en een halfbroer van Willem III was, in leen gegeven, waardoor Witte geheel westelijk Schouwen in bezit kreeg. Het geslacht Renesse verdween hiermee uit Schouwen.
De heerlijkheid van Baarland
Nu gemeente Borselen
Het eiland
Na de stormvloed van 1014, die vanuit het noordwesten zijn vernielend werk deed, bleef ten zuiden van de resten van Zuid-Beveland een aantal eilanden achter. Deze eilanden werden onderscheiden in Oost- en West-Borsele.
Het dorp Baarland
Op het eiland Oost-Borsele vormde Baarland met de dorpen Bakendorp en Oudelande de heerlijkheid van Baarland. Het dorp Baarland zelf is gelegen op een smalle kreekrug, die van west naar oost loopt en na de stormvloed van 1014 langzamerhand nog is opgehoogd. Deze kreekruggen lagen hoger dan in het omringde land en vertoonden een veenpakket in de ondergrond. Hierdoor is het niet verwonderlijk dat mensen de hoogstgelegen gronden als woonplaats kozen. Op deze manier ontstond een aantal woonkernen zoals, naast de zojuist genoemde dorpen, Westdorp en Delie. In 1295 voltrok zich een ramp voor de leefgemeenschappen op het eiland toen er een flinke Vlaamse strijdmacht landde, die de hele streek brandschatte. Het betrof hier een wraakactie tegen graaf Floris V, die daarvoor Sluis had geplunderd. Immers, al jaren lang werd de heerschappij over Zeeland bewesten Schelde betwist door zowel de Vlaamse als de Hollandse graven. Uiteindelijk werden de Vlamingen verslagen door de gezamenlijke legertjes van Doedijn en Everinge en de Van Borselens.
De structuur van het dorp
Na de totale verwoestingen, teweeggebracht door de Vlamingen, zullen de nederzettingen herbouwd zijn. Vrijwel zeker is dat Delie en Westdorp toen verlaten zijn, waardoor de bevolking zich concentreerde in Baarland en Bakendorp. Op de puinhopen verrees een nieuw dorp. Het is ook mogelijk dat de smalle kreekrug een nieuwe locatie was. Een feit is dat Baarland ruim werd opgezet. Tussen de gevelwanden van de noord- en de zuidbebouwing werd een soort plein gevormd van ruim 22 meter breed ( zijnde 6 blooise roeden ). De huizen werden aan de achterzijde ontsloten door aan beide zijden een achterweg te projecteren. De langgerekte vorm van het dorp wordt heel duidelijk bepaald door de smalle kreekrug. De huizenwanden volgen aan beide zijden een wat natuurlijk verloop. Het kasteel “Het hof van Baarland”genoemd, zal wellicht toen al hebben bestaan, want de slotgracht komt zelfs nog met zijn punt in het kerkhof, waarop in de loop der eeuwen een grote driehallenkerk verrees, en zal dus duidelijk mede de vorm van het dorp hebben bepaald. De oostkant van het dorp werd begrensd door een vaete, een publiek waterreservoir, brandvijver, veedrinkplaats etc…
Baarland in de loop der eeuwen.
Zoals zoveel Zeeuwse edelen uit dertiende eeuw die betrokken raakten bij conflicten tusen de graaf van Holland en de graaf van Vlaanderen, werd ook het conflict tussen de graaf van Holland en van Renesse bijgelegd. Hierna krijgen Hendrick en Costijn van Renesse, twee broers van Jan III van Renesse, in 1312 weer land in Zeeland in eigendom. Hendrick en Costijn van Renesse werden in 1313 ‘gegoed’ voor de geconfisceerde goederen op Schouwen, en ruilden de bezittingen op Schouwen met graaf Willem III van Holland tegen goederen in Zuid-Beveland en Walcheren. Zo kregen de heren van Renesse onder meer de heerlijkheid Baarland.
Direct na de politieke twisten groeide Baarland al snel uit tot een belangrijk dorp. Het dorp had een soort streekfunctie, wat niet in de laatste plaats te danken was aan de zeer invloedrijke Heren van Renesse, die in 1312 de ambachtsheerlijke rechten en grote bezittingen in leen kregen van de graaf van Holland. Hoewel de leden van dit geslacht voornamelijk politieke vetes uitvochten in Utrecht, verloren ze toch niet hun belangen in het Zeeuwse land uit het oog. Zo verkreeg Baarland op 20 april 1390 het recht van een wekelijkse markt op woensdag ( per 1 juni 1394 werd deze verzet naar maandag ).
In 1405 verkocht graaf Willem VI het eiland Stuivezand aan de Zeeuwse edelman Jan van Renesse, een man die ook al de parochies van Baarland, Oudelande en Bakendorp bezat.
In december 1418 gaf Jan van Beieren zelfs aan de inwoners van Baarland ten eeuwigen dage vrijheid om “binnen zijne lande van Braband, Holland en Zeeland, te water en te lande, van marktpenningen, pondgelden, tollen en geleide, tolvrij te mogen varen”.
Het was verder een dorp waar twee grote kastelen met rondom grachten waren gebouwd en het lag zeer strategisch tussen de Zwake en de Honte, op de belangrijke handelsroute tussen de diverse koopmanssteden in Zeeland en Antwerpen.
Na de reformatie en de 80-jarige oorlog zou de welvaart en de belangrijkheid aanzienlijk teruglopen.
De kroniekschrijvers.
Smallegange schrijft in zijn kroniek (1695) : “Baarland, een groot en heerlijk Dorp, is in oude tijden noch veel aenzienlijker en volkrijker geweest”. Verder schrijft hij over de voorrechten die inwoners van het dorp vroeger hadden verkregen en over adellijke geslachten, die eertijds hier hun bezittingen hadden. Izaäk Tirion verhaalt in 1753 “’t Is een goed en mooi Dorp, doch in voorige tijden veel aanzienlijker geweest dan tegenwoordig. De kerk is vrij groot en lugtig en heeft nevens zig een zwaaren hoogen tooren. In het Dorp is ook een Brouwerij, men vondt er op ‘t jaar 1747 in den zelven vier en tagtig Huizen en een Koorenmolen”. Van der Aa beschrijft het dorp Baarland in 1770 als volgt : “Thans is Baarland een fraai en groot dorp, dat met onderhorigheden ongeveer 481 bunder grond beslaat en ruim 500 inwoners telt, die zich meest allen met landbouw en veeteelt generen”.
***************
In 1405 verkocht graaf Willem VI het eiland Stuivezand aan de Zeeuwse edelman Jan (VI) van Renesse, een man die ook al de parochies van Baarland, Oudelande en Bakendorp bezat. (zie ook kasteel Hellenburg) De aftakeling van het eiland is dan al in gang gezet. Een rekening uit 1463 meldt dat Stuivezand door dijkvallen en het leggen van inlagen "alle jaren vermindert". Tussen 1425 en 1475 verliest het eiland de helft van zijn oppervlakte. De grootste slag kwam in 1478 de Oude Polder onder water ging. De grondeigenaren wilden wel herdijken, maar konden het niet met elkaar eens worden. Dertig jaar regeerde eb en vloed in de polder. Alleen de kerk bleef droog, en in gebruik, behalve bij springtij. Twee Mechelse investeerders financierden in 1508 de herdijking van de polder die nu Kerkpolder heet.
Kasteel Hellenburg
Baarland
1312-1313
Zoals zoveel Zeeuwse edelen uit die tijd die betrokken raakten bij conflicten tusen de graaf van Holland en de graaf van Vlaanderen, werd ook dit conflict bijgelegd. Hierna krijgen Hendrick en Costijn van Renesse, twee broers van Jan III van Renesse, in 1312 weer land in eigendom. Hendrick en Costijn van Renesse werden in 1313 ‘gegoed’ voor de geconfisceerde goederen op Schouwen, en ruilden de bezittingen op Schouwen met graaf Willem III van Holland tegen goederen in Zuid-Beveland en Walcheren.
Van het kasteel Hellenburg zijn momenteel enkel nog maar de fundamenten terug te vinden. Het kasteel Hellenburg was gelegen aan de , westzijde van het dorp Baarland aan de weg naar Oudelande.
Kasteel
Er is niet veel bekend over het kasteel. Er was een bruggetje naast de woontoren. Het oudste deel dateert uit het begin van de 14de eeuw. Het was een burcht van Frederik I van Renesse. Frederik heeft rond 1450 grote verbouwingen doen uitvoeren, waarschijnlijk na een brand. Waarschijnlijk is het kasteel door overstromingen omstreeks 1470 verloren gegaan.
Jan VI van Renesse geb. 1374 te Utrecht, Heer in Baarland, van Vinningen (1401) Rijnauwen (1417) en Lichtenberg. Ridder vermeld van 19 maart 1388. Hij had drie zonen waarvan Frederik de tweede was. Hij is op kasteel Hellenburg gaan wonen.
Frederik I van Renesse
Name: Frederik I van Renesse, geboren 1407 te Utrecht
Huwde in 1436 met Elisabeth van Cruijningen
Gestorven 20 SEP 1452 te Baarland, Zeeland, Kasteel Hellenburg
(Huis verbrand in 1450 (CBG coll. Obreen))
Hij had drie zonen: Arend, Jan en Johan.
1. Name: Miss van Renesse
Born: 1437 at: Utrecht, Utrecht
Married: at: Died: ABT 1518 at:
Spouses: Dirk van Swieten
2. Name: Belia van Renesse
Born: 1438 at: Utrecht, Utrecht
Married: at: Died: at:
Spouses: Jan van Eijll
3. Name: Arend van Renesse
Born: 1440 at: Utrecht, Utrecht
Married: 1467 at: Harmelen, Utrecht Died: 1472 at:
Spouses: Josina van Zuijlen van Nijevelt
4. Name: Jan van Renesse
Born: 1440 at: Utrecht, Utrecht
Married: at: Died: at:
Spouses:
5. Name: Johan van Renesse
Born: 1445 at: Utrecht, Utrecht
Married: 1469 at: Bochoven, Limburg Died: 25 MAY 1512 at:
Spouses: Cornelia van Bouckhoven
***************
Jan II, heer van Haamstede, geb. ca. 1320, overl. 1386 (?),
tr. 1) voor 19-12-1268 een dochter van heer Rase van Kruiningen en Agniese Boudijnsdr. van Scouden;
tr. 2) (?) een dochter van Costijn van Renesse van Baarland.
... een dochter van Costijn van Renesse van Baarland ... voor de vierschaar van Zierikzee gedaagd en 29-7-1454 ... zijn De Vroedschap van Zierikzee, Middelburg 1931, pag ... was ...
Bakendorp
Bakendorp (ook Badickedorp) Dorp ten zuiden van Baarland. De stormvloed van november 1530 vernielde Bakendorp. Na herdijking verdween het door dijkvallen geleidelijk in de Westerschelde. De enige herinnering aan Bakendorp is de grafsteen van pastoor Jan Lenaerts die op 28 april 1518 stierf. Die steen bevindt zich nu in de kerk van Hoedekenskerke. Tot in de negentiende eeuw was er bij Bakendorp een overzetveer naar Zeeuws-Vlaanderen. De resten van Bakendorp waren tot 1957 in het landschap terug te vinden. Daarna voltooide een radicale ruilverkaveling het werk van het water en verdwenen de laatste resten van Bakendorp.
Stuivezand
Verdronken dorp en parochie ten zuiden van Baarland. Stuivezand werd tussen 1370 en 1375 bedijkt in opdracht van de Hollandse graaf Willem V. Omdat de geulen van de Westerschelde die toen nog de Honte heette, meer en meer tegen de Bevelandse wal drukte, kreeg Stuivezand met veel dijkdoorbraken te maken. In 1525 werd de Dierik, een stroomgeul tussen Stuivezand en het “vasteland” van Zuid-Beveland, afgedamd. De bewoners van Stuivezand konden nu te voet naar het land van Borssele en Baarland. Dat deden ze ook. En de meesten kwamen niet meer terug. Zeker niet na de vloeden van 1532, 1552 en 1570. Overstromingen maakten het eiland steeds kleiner. Het laatste stukje Stuivezand verdween in het begin van de zeventiende eeuw definitief onder water.
Het eiland Stuivezand
Voor de zuidkust van Zuid-Beveland, bij Borssele lag in de vijftiende eeuw het eiland Stuivezand. Vermoedelijk had het eiland Stuivezand een oppervlakte van ongeveer 400 hectare. Het was een eiland van formaat. Stuivezand ontstond als veel Zeeuwse eilanden als een met schorrengras begroeide zandplaat. Het lag ten zuiden van het huidige Baarland. Het eiland zou nu midden in de Westerschelde liggen, op de oostelijke punt van de Middelplaat, noordoostelijk van Terneuzen.
De eerste polder van het eiland Stuivezand dateert uit 1371. Dat was de Oude Polder. In de later bedijkte Kerkpolder moet een kleine gemeenschap hebben gewoond. De bewoners van Stuivezand leverden en voortdurende strijd tegen het water.
Namen van schepenen, zeg maar de dorpsbestuurders van Stuivezand komen regelmatig voor in oude rekeningen in verband met dijkherstel.
De Kerkpolder op Stuivezand, de naam zegt het al, had een eigen kerk, al voor 1406. Ovezande en Heinkenszand moesten toen nog honderd jaar op een eigen kerk wachten. De parochie van Stuivezand hoorde tot het dekenaat van Zuid-Beveland.
De kerk van 'Stuufzant' komt voor het eerst voor in een dekenaatsrekening van 1406.
In 1405 verkocht graaf Willem VI het eiland Stuivezand aan de Zeeuwse edelman Jan van Renesse, een man die ook al de parochies van Baarland, Oudelande en Bakendorp bezat. De aftakeling van het eiland is dan al in gang gezet. Een rekening uit 1463 meldt dat Stuivezand door dijkvallen en het leggen van inlagen "alle jaren vermindert". Tussen 1425 en 1475 verliest het eiland de helft van zijn oppervlakte.
De grootste slag kwam in 1478 de Oude Polder onder water ging. De grondeigenaren wilden wel herdijken, maar konden het niet met elkaar eens worden. Dertig jaar regeerde eb en vloed in de polder. Alleen de kerk bleef droog, en in gebruik, behalve bij springtij. Twee Mechelse investeerders financierden in 1508 de herdijking van de polder die nu Kerkpolder heet.
Op 26 en 27 september 1509 vond de Damiaansvloed plaats. In heel Zeeland en West-Brabant braken dijken door. De regionale autoriteiten kregen een soort Rampschock. Herstel volgens het oude principe 'elk zijn dijk' leek niet haalbaar. Op Zuid-Beveland besloten de dijknotabelen dat aanleg en onderhoud van dijken niet kon worden overgelaten aan eigenzinnige polderbesturen. Bovendien greep Brussel in, ook toen al.
Vanuit Brussel verordonneerde de centrale regering onder leiding van Maximiliaan van oostenrijk dat het klaar moest zijn met dat primitieve poldertjesgedoe. Er kwam een opdracht tot een waterstaatkundige herindeling.
De verre voorouders van de onze twintigste eeuwse Zeeuwse waterschapssaneerder drs. H. Eversdijk stichtten op Zuid-Beveland het dijkgraafschap Elf Parochies, een voor die tijd nogal monsterachtige bestuurlijke creatie. De zee hoefde er niet van bang van te worden. De heren, dijkbestuur was een mannenzaak, kregen al gauw onderlinge conflicten.
Het dijkgraafschap bestond niet langer dan zeven jaar.
De belangrijkste bedreiging van het eiland Stuivezand was een stroomgeul die Dierick heette.
De ambachtsheren van de tegenover het eiland gelegen parochies besloten om de geul gewoon af te dammen. Dat deden ze in 1522 radicaal. Ze legden een dubbele dam door de geul./ Het gebied ertussen werd een nieuwe polder. Stuivezand was vanaf dat moment geen eiland meer. Aan de zuidkant, de Westerschelde, toen nog de Dullaert genoemd, bleef het water knagen. Tussen 1530 en 1570 liepen de polders van het vroegere eiland vier keer onder water. Na 1600 verdween Stuivezand definitief in de Westerschelde.
Bron: Zuid-Beveland, dr. C. Dekker, Assen 1971.
Zoals zoveel Zeeuwse edelen uit die tijd die betrokken raakten bij conflicten tussen de graaf van Holland en de graaf van Vlaanderen, werd ook dit conflict bijgelegd. Hierna krijgen Hendrick en Costijn van Renesse, twee broers van Jan van Renesse, in 1312 weer land in eigendom.
1313
Hendrick en Costijn van Renesse, twee broers van Jan van Renesse werden in 1313 ‘gegoed’ voor de geconfisceerde goederen op Schouwen, en ruilden de bezittingen op Schouwen met graaf Willem III van Holland tegen goederen in Zuid-Beveland en Walcheren. De bezittingen (te Renesse en Brouwershaven) van Jan van Renesse werden in datzelfde jaar aan Witte van Haamstede, die een bastaardzoon van Floris V, en een halfbroer van Willem III was, in leen gegeven, waardoor Witte geheel westelijk Schouwen in bezit kreeg. Het geslacht Renesse verdween hiermee uit Schouwen.
De heerlijkheid van Baarland
Nu gemeente Borselen
Het eiland
Na de stormvloed van 1014, die vanuit het noordwesten zijn vernielend werk deed, bleef ten zuiden van de resten van Zuid-Beveland een aantal eilanden achter. Deze eilanden werden onderscheiden in Oost- en West-Borsele.
Het dorp Baarland
Op het eiland Oost-Borsele vormde Baarland met de dorpen Bakendorp en Oudelande de heerlijkheid van Baarland. Het dorp Baarland zelf is gelegen op een smalle kreekrug, die van west naar oost loopt en na de stormvloed van 1014 langzamerhand nog is opgehoogd. Deze kreekruggen lagen hoger dan in het omringde land en vertoonden een veenpakket in de ondergrond. Hierdoor is het niet verwonderlijk dat mensen de hoogstgelegen gronden als woonplaats kozen. Op deze manier ontstond een aantal woonkernen zoals, naast de zojuist genoemde dorpen, Westdorp en Delie. In 1295 voltrok zich een ramp voor de leefgemeenschappen op het eiland toen er een flinke Vlaamse strijdmacht landde, die de hele streek brandschatte. Het betrof hier een wraakactie tegen graaf Floris V, die daarvoor Sluis had geplunderd. Immers, al jaren lang werd de heerschappij over Zeeland bewesten Schelde betwist door zowel de Vlaamse als de Hollandse graven. Uiteindelijk werden de Vlamingen verslagen door de gezamenlijke legertjes van Doedijn en Everinge en de Van Borselens.
De structuur van het dorp
Na de totale verwoestingen, teweeggebracht door de Vlamingen, zullen de nederzettingen herbouwd zijn. Vrijwel zeker is dat Delie en Westdorp toen verlaten zijn, waardoor de bevolking zich concentreerde in Baarland en Bakendorp. Op de puinhopen verrees een nieuw dorp. Het is ook mogelijk dat de smalle kreekrug een nieuwe locatie was. Een feit is dat Baarland ruim werd opgezet. Tussen de gevelwanden van de noord- en de zuidbebouwing werd een soort plein gevormd van ruim 22 meter breed ( zijnde 6 blooise roeden ). De huizen werden aan de achterzijde ontsloten door aan beide zijden een achterweg te projecteren. De langgerekte vorm van het dorp wordt heel duidelijk bepaald door de smalle kreekrug. De huizenwanden volgen aan beide zijden een wat natuurlijk verloop. Het kasteel “Het hof van Baarland”genoemd, zal wellicht toen al hebben bestaan, want de slotgracht komt zelfs nog met zijn punt in het kerkhof, waarop in de loop der eeuwen een grote driehallenkerk verrees, en zal dus duidelijk mede de vorm van het dorp hebben bepaald. De oostkant van het dorp werd begrensd door een vaete, een publiek waterreservoir, brandvijver, veedrinkplaats etc…
Baarland in de loop der eeuwen.
Zoals zoveel Zeeuwse edelen uit dertiende eeuw die betrokken raakten bij conflicten tusen de graaf van Holland en de graaf van Vlaanderen, werd ook het conflict tussen de graaf van Holland en van Renesse bijgelegd. Hierna krijgen Hendrick en Costijn van Renesse, twee broers van Jan III van Renesse, in 1312 weer land in Zeeland in eigendom. Hendrick en Costijn van Renesse werden in 1313 ‘gegoed’ voor de geconfisceerde goederen op Schouwen, en ruilden de bezittingen op Schouwen met graaf Willem III van Holland tegen goederen in Zuid-Beveland en Walcheren. Zo kregen de heren van Renesse onder meer de heerlijkheid Baarland.
Direct na de politieke twisten groeide Baarland al snel uit tot een belangrijk dorp. Het dorp had een soort streekfunctie, wat niet in de laatste plaats te danken was aan de zeer invloedrijke Heren van Renesse, die in 1312 de ambachtsheerlijke rechten en grote bezittingen in leen kregen van de graaf van Holland. Hoewel de leden van dit geslacht voornamelijk politieke vetes uitvochten in Utrecht, verloren ze toch niet hun belangen in het Zeeuwse land uit het oog. Zo verkreeg Baarland op 20 april 1390 het recht van een wekelijkse markt op woensdag ( per 1 juni 1394 werd deze verzet naar maandag ).
In 1405 verkocht graaf Willem VI het eiland Stuivezand aan de Zeeuwse edelman Jan van Renesse, een man die ook al de parochies van Baarland, Oudelande en Bakendorp bezat.
In december 1418 gaf Jan van Beieren zelfs aan de inwoners van Baarland ten eeuwigen dage vrijheid om “binnen zijne lande van Braband, Holland en Zeeland, te water en te lande, van marktpenningen, pondgelden, tollen en geleide, tolvrij te mogen varen”.
Het was verder een dorp waar twee grote kastelen met rondom grachten waren gebouwd en het lag zeer strategisch tussen de Zwake en de Honte, op de belangrijke handelsroute tussen de diverse koopmanssteden in Zeeland en Antwerpen.
Na de reformatie en de 80-jarige oorlog zou de welvaart en de belangrijkheid aanzienlijk teruglopen.
De kroniekschrijvers.
Smallegange schrijft in zijn kroniek (1695) : “Baarland, een groot en heerlijk Dorp, is in oude tijden noch veel aenzienlijker en volkrijker geweest”. Verder schrijft hij over de voorrechten die inwoners van het dorp vroeger hadden verkregen en over adellijke geslachten, die eertijds hier hun bezittingen hadden. Izaäk Tirion verhaalt in 1753 “’t Is een goed en mooi Dorp, doch in voorige tijden veel aanzienlijker geweest dan tegenwoordig. De kerk is vrij groot en lugtig en heeft nevens zig een zwaaren hoogen tooren. In het Dorp is ook een Brouwerij, men vondt er op ‘t jaar 1747 in den zelven vier en tagtig Huizen en een Koorenmolen”. Van der Aa beschrijft het dorp Baarland in 1770 als volgt : “Thans is Baarland een fraai en groot dorp, dat met onderhorigheden ongeveer 481 bunder grond beslaat en ruim 500 inwoners telt, die zich meest allen met landbouw en veeteelt generen”.
***************
In 1405 verkocht graaf Willem VI het eiland Stuivezand aan de Zeeuwse edelman Jan (VI) van Renesse, een man die ook al de parochies van Baarland, Oudelande en Bakendorp bezat. (zie ook kasteel Hellenburg) De aftakeling van het eiland is dan al in gang gezet. Een rekening uit 1463 meldt dat Stuivezand door dijkvallen en het leggen van inlagen "alle jaren vermindert". Tussen 1425 en 1475 verliest het eiland de helft van zijn oppervlakte. De grootste slag kwam in 1478 de Oude Polder onder water ging. De grondeigenaren wilden wel herdijken, maar konden het niet met elkaar eens worden. Dertig jaar regeerde eb en vloed in de polder. Alleen de kerk bleef droog, en in gebruik, behalve bij springtij. Twee Mechelse investeerders financierden in 1508 de herdijking van de polder die nu Kerkpolder heet.
Kasteel Hellenburg
Baarland
1312-1313
Zoals zoveel Zeeuwse edelen uit die tijd die betrokken raakten bij conflicten tusen de graaf van Holland en de graaf van Vlaanderen, werd ook dit conflict bijgelegd. Hierna krijgen Hendrick en Costijn van Renesse, twee broers van Jan III van Renesse, in 1312 weer land in eigendom. Hendrick en Costijn van Renesse werden in 1313 ‘gegoed’ voor de geconfisceerde goederen op Schouwen, en ruilden de bezittingen op Schouwen met graaf Willem III van Holland tegen goederen in Zuid-Beveland en Walcheren.
Van het kasteel Hellenburg zijn momenteel enkel nog maar de fundamenten terug te vinden. Het kasteel Hellenburg was gelegen aan de , westzijde van het dorp Baarland aan de weg naar Oudelande.
Kasteel
Er is niet veel bekend over het kasteel. Er was een bruggetje naast de woontoren. Het oudste deel dateert uit het begin van de 14de eeuw. Het was een burcht van Frederik I van Renesse. Frederik heeft rond 1450 grote verbouwingen doen uitvoeren, waarschijnlijk na een brand. Waarschijnlijk is het kasteel door overstromingen omstreeks 1470 verloren gegaan.
Jan VI van Renesse geb. 1374 te Utrecht, Heer in Baarland, van Vinningen (1401) Rijnauwen (1417) en Lichtenberg. Ridder vermeld van 19 maart 1388. Hij had drie zonen waarvan Frederik de tweede was. Hij is op kasteel Hellenburg gaan wonen.
Frederik I van Renesse
Name: Frederik I van Renesse, geboren 1407 te Utrecht
Huwde in 1436 met Elisabeth van Cruijningen
Gestorven 20 SEP 1452 te Baarland, Zeeland, Kasteel Hellenburg
(Huis verbrand in 1450 (CBG coll. Obreen))
Hij had drie zonen: Arend, Jan en Johan.
1. Name: Miss van Renesse
Born: 1437 at: Utrecht, Utrecht
Married: at: Died: ABT 1518 at:
Spouses: Dirk van Swieten
2. Name: Belia van Renesse
Born: 1438 at: Utrecht, Utrecht
Married: at: Died: at:
Spouses: Jan van Eijll
3. Name: Arend van Renesse
Born: 1440 at: Utrecht, Utrecht
Married: 1467 at: Harmelen, Utrecht Died: 1472 at:
Spouses: Josina van Zuijlen van Nijevelt
4. Name: Jan van Renesse
Born: 1440 at: Utrecht, Utrecht
Married: at: Died: at:
Spouses:
5. Name: Johan van Renesse
Born: 1445 at: Utrecht, Utrecht
Married: 1469 at: Bochoven, Limburg Died: 25 MAY 1512 at:
Spouses: Cornelia van Bouckhoven
***************
Jan II, heer van Haamstede, geb. ca. 1320, overl. 1386 (?),
tr. 1) voor 19-12-1268 een dochter van heer Rase van Kruiningen en Agniese Boudijnsdr. van Scouden;
tr. 2) (?) een dochter van Costijn van Renesse van Baarland.
... een dochter van Costijn van Renesse van Baarland ... voor de vierschaar van Zierikzee gedaagd en 29-7-1454 ... zijn De Vroedschap van Zierikzee, Middelburg 1931, pag ... was ...
Bakendorp
Bakendorp (ook Badickedorp) Dorp ten zuiden van Baarland. De stormvloed van november 1530 vernielde Bakendorp. Na herdijking verdween het door dijkvallen geleidelijk in de Westerschelde. De enige herinnering aan Bakendorp is de grafsteen van pastoor Jan Lenaerts die op 28 april 1518 stierf. Die steen bevindt zich nu in de kerk van Hoedekenskerke. Tot in de negentiende eeuw was er bij Bakendorp een overzetveer naar Zeeuws-Vlaanderen. De resten van Bakendorp waren tot 1957 in het landschap terug te vinden. Daarna voltooide een radicale ruilverkaveling het werk van het water en verdwenen de laatste resten van Bakendorp.
Stuivezand
Verdronken dorp en parochie ten zuiden van Baarland. Stuivezand werd tussen 1370 en 1375 bedijkt in opdracht van de Hollandse graaf Willem V. Omdat de geulen van de Westerschelde die toen nog de Honte heette, meer en meer tegen de Bevelandse wal drukte, kreeg Stuivezand met veel dijkdoorbraken te maken. In 1525 werd de Dierik, een stroomgeul tussen Stuivezand en het “vasteland” van Zuid-Beveland, afgedamd. De bewoners van Stuivezand konden nu te voet naar het land van Borssele en Baarland. Dat deden ze ook. En de meesten kwamen niet meer terug. Zeker niet na de vloeden van 1532, 1552 en 1570. Overstromingen maakten het eiland steeds kleiner. Het laatste stukje Stuivezand verdween in het begin van de zeventiende eeuw definitief onder water.
Het eiland Stuivezand
Voor de zuidkust van Zuid-Beveland, bij Borssele lag in de vijftiende eeuw het eiland Stuivezand. Vermoedelijk had het eiland Stuivezand een oppervlakte van ongeveer 400 hectare. Het was een eiland van formaat. Stuivezand ontstond als veel Zeeuwse eilanden als een met schorrengras begroeide zandplaat. Het lag ten zuiden van het huidige Baarland. Het eiland zou nu midden in de Westerschelde liggen, op de oostelijke punt van de Middelplaat, noordoostelijk van Terneuzen.
De eerste polder van het eiland Stuivezand dateert uit 1371. Dat was de Oude Polder. In de later bedijkte Kerkpolder moet een kleine gemeenschap hebben gewoond. De bewoners van Stuivezand leverden en voortdurende strijd tegen het water.
Namen van schepenen, zeg maar de dorpsbestuurders van Stuivezand komen regelmatig voor in oude rekeningen in verband met dijkherstel.
De Kerkpolder op Stuivezand, de naam zegt het al, had een eigen kerk, al voor 1406. Ovezande en Heinkenszand moesten toen nog honderd jaar op een eigen kerk wachten. De parochie van Stuivezand hoorde tot het dekenaat van Zuid-Beveland.
De kerk van 'Stuufzant' komt voor het eerst voor in een dekenaatsrekening van 1406.
In 1405 verkocht graaf Willem VI het eiland Stuivezand aan de Zeeuwse edelman Jan van Renesse, een man die ook al de parochies van Baarland, Oudelande en Bakendorp bezat. De aftakeling van het eiland is dan al in gang gezet. Een rekening uit 1463 meldt dat Stuivezand door dijkvallen en het leggen van inlagen "alle jaren vermindert". Tussen 1425 en 1475 verliest het eiland de helft van zijn oppervlakte.
De grootste slag kwam in 1478 de Oude Polder onder water ging. De grondeigenaren wilden wel herdijken, maar konden het niet met elkaar eens worden. Dertig jaar regeerde eb en vloed in de polder. Alleen de kerk bleef droog, en in gebruik, behalve bij springtij. Twee Mechelse investeerders financierden in 1508 de herdijking van de polder die nu Kerkpolder heet.
Op 26 en 27 september 1509 vond de Damiaansvloed plaats. In heel Zeeland en West-Brabant braken dijken door. De regionale autoriteiten kregen een soort Rampschock. Herstel volgens het oude principe 'elk zijn dijk' leek niet haalbaar. Op Zuid-Beveland besloten de dijknotabelen dat aanleg en onderhoud van dijken niet kon worden overgelaten aan eigenzinnige polderbesturen. Bovendien greep Brussel in, ook toen al.
Vanuit Brussel verordonneerde de centrale regering onder leiding van Maximiliaan van oostenrijk dat het klaar moest zijn met dat primitieve poldertjesgedoe. Er kwam een opdracht tot een waterstaatkundige herindeling.
De verre voorouders van de onze twintigste eeuwse Zeeuwse waterschapssaneerder drs. H. Eversdijk stichtten op Zuid-Beveland het dijkgraafschap Elf Parochies, een voor die tijd nogal monsterachtige bestuurlijke creatie. De zee hoefde er niet van bang van te worden. De heren, dijkbestuur was een mannenzaak, kregen al gauw onderlinge conflicten.
Het dijkgraafschap bestond niet langer dan zeven jaar.
De belangrijkste bedreiging van het eiland Stuivezand was een stroomgeul die Dierick heette.
De ambachtsheren van de tegenover het eiland gelegen parochies besloten om de geul gewoon af te dammen. Dat deden ze in 1522 radicaal. Ze legden een dubbele dam door de geul./ Het gebied ertussen werd een nieuwe polder. Stuivezand was vanaf dat moment geen eiland meer. Aan de zuidkant, de Westerschelde, toen nog de Dullaert genoemd, bleef het water knagen. Tussen 1530 en 1570 liepen de polders van het vroegere eiland vier keer onder water. Na 1600 verdween Stuivezand definitief in de Westerschelde.
Bron: Zuid-Beveland, dr. C. Dekker, Assen 1971.