Vlaams wijnbeleid 2011-2012
In oktober 2011 presenteerde Vlaams minister-president en minister van landbouw Chris Peeters zijn ‘Beleidsbrief Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid, Beleidsprioriteiten 2011-2012’ met daarin een hoofdstuk gewijd aan de ontwikkeling van een heus Vlaams wijnbouwbeleid. ’De wijnbouwsector in Vlaanderen is de kinderschoenen ontgroeid en heeft het potentieel om uit te groeien tot een stevige tak binnen de Vlaamse land- en tuinbouw.’
Is er sprake van visie en de ontwikkeling van een coherent beleid dat gericht is op de ontwikkeling van Vlaamse wijngebieden die werkelijk ook economisch iets voorstellen of zijn er andere krachten aan het werk?
Het ziet er allemaal zo veelbelovend uit in de beleidsbrief van de minister; “Daarom zal voor de eerste maal en in nauw overleg met de sector een beleid worden uitgewerkt voor deze subsector”, maar amper twee enkele weken later komt de aap uit de mouw. België heeft zijn landbouwbeleid gefederaliseerd en bijgevolg is wijnbouw een Vlaamse bevoegdheid geworden. Daarmee is ook Vlaanderen belast met de uitvoering van Europese richtlijnen en verordeningen als het over landbouw gaat. Bovendien is België voor de EU officieel een wijnbouwland en moet Vlaanderen dus ook de Europese beslissingen betreffende wijnbouw uitvoeren.
De belangrijkste EU beslissingen die voor de wijnbouw belangrijk zijn en die Vlaanderen moet uitvoeren hebben betrekking op gewasbescherming de harmonisering van de erkenningen van gewasbeschermingsmiddelen en de invoering van IPM maatregelen.
Gewasbescherming voor de wijnbouw
Historisch zijn er voor de druiventeelt, die een kleine teelt is en bijgevolg voor derdenuitbreiding in aanmerking komt, een aantal gewasbeschermingsmiddelen erkend die niet specifiek voor de druiventeelt werden ontwikkeld. In de laatste jaren zijn er nieuw ontwikkelde sproeistoffen specifiek voor de wijnbouw ontwikkeld welke vaak niet bruikbaar zijn voor andere teelten. Bijgevolg konden zij dus niet middels derdenuitbreiding een erkenning krijgen maar moesten zij het volledige parcours van de erkenning doorlopen. Gezien de geringe omvang van onze wijnbouw loonde het voor de producenten natuurlijk niet de moeite om de kosten van een erkenning te dragen. Bijgevolg werden de nieuwste producten in België dan ook niet erkend.
Met de invoering van Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van 21 oktober 2009 per 14 juni 2011 zijn er vereenvoudigde procedures voor nieuwe middelen die voor de centraal Europese zone, waarin onder meer de Benelux en Duitsland ligen, werden goedgekeurd. Enkel indien men ‘als gevolg van specifieke omstandigheden in verband met milieu of landbouw, gegronde redenen heeft om aan te nemen dat het betrokken middel nog steeds een onaanvaardbaar risico vormt voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu’ kan een lidstaat een in een ander land van dezelfde zone erkend gewasbeschermingsmiddel de erkenning weigeren. Hierdoor zullen in de toekomst nieuwe specifiek voor de wijnbouw ontwikkelde gewasbeschermingsmiddelen ook snel voor ons land beschikbaar komen. Dit komt niet enkel de kwaliteit van de wijn en de opbrengst van de wijngaard ten goede, het zijn ook veelal minder milieubelastende middelen. Voor de toekomst ziet het er dus goed uit, maar helaas was er geen overgangsregeling voor reeds bestaande, maar in België niet voor wijnbouw toegelaten, producten. Het overleg tussen wijnbouwers en de overheid heeft er inmiddels toe geleid dat er een hele reeks van dergelijke middelen inmiddels ook bij ons een erkenning hebben gekregen. Het door de minister aangekondigde overleg met de sector werpt dus nu reeds zijn vruchten af. Het jaar 2012, met een uitzonderlijk zware infectiedruk van echte en valse meeldauw, heeft hiervan reeds ten volle kunnen profiteren. Het overleg met de sector werd georganiseerd in een ‘werkgroep druiventeelt’ die de schakel vormt tussen de noden van de wijnbouwers en de overheid.
Invoering IPM maatregelen
De EU verplicht de lidstaten (richtlijn 2009/128/EG, van 21 oktober 2009, met ingang
van 1/1/2014) bevat enkele voor de wijnbouw belangrijke elementen.
Een daarvan is dat de lidstaten waarschuwingssystemen moeten opzetten om de telers in staat te stellen de gewasbescherming op de werkelijke infectiedruk af te stemmen in plaats van volgens de kalender te spuiten. In de beleidsbrief is er sprake van ‘het integreren van de druiventeelt in de werking van de Vlaamse praktijkcentra, bijvoorbeeld door het opzetten van waarnemingen- en waarschuwingssystemen.’Verschillende teelten,waaronder pitfruit, kennen reeds dergelijke waarnemingen-en waarschuwingssystemen (http://www.jki.bund.de/Obstbau_%2011-2011.pdf) die ervoor zorgen dat enkel behandeld wordt indien dit noodzakelijk is, maar ook voor onze wijnbouwers moet er om de IPM-richtlijn te kunnen uitvoeren een degelijk systeem komen. Het bestaande netwerk van waarneming-/weerstations levert alle informatie om met de juiste modellen, die in de ons omringende wijnbouwlanden reeds bestaan, de waarschuwingsberichten ook voor de wijnbouw verder te verfijnen. Inmiddels stelt, bij wijze van proef, pcfruit regelmatig waarschuwingsberichten voor de wijnbouwers op. Deze zijn op dit moment nog vrij algemeen maar in de toekomst kunnen een via het internet toegankelijk informatiesysteem aan de hand van de waarnemingen van het METY² weerstation-netwerk, ook verfijnde waarschuwingen ontwikkeld worden.
Wijnbouw en milieu
Van alle cultuurgewassen zijn de druiven voor de wijnbouw wellicht het meest gebaat bij biologische c.q. biodynamische teelt. Het is inmiddels voldoende aangetoond dat het minimaliseren van het gebruik van herbiciden en pesticiden een sleutelrol vervult in het maken van de beste kwaliteit wijn. Bij het maken van de goedkoopste kwaliteit daarentegen is juist het omgekeerde het geval. Een keer spuiten is nu eenmaal goedkoper dan regelmatig schoffelen. En inmiddels is ook al aangetoond dat lagere rendementen de weerstand van de druivelaar tegen allerlei ziektes vergroot en bemesting is in principe al helemaal uit den boze. Kwaliteit en ecologie gaan hierbij de wijnbouw hand in hand.
Wat moet een wijnbeleid omvatten
Onze Vlaamse overheid maakt inmiddels werk van de uitvoering van de EU richtlijnen en verordeningen waar deze voor onze wijnbouw van belang zijn. Of dit het gevolg is van het feit dat men de economische en sociaal-maatschappelijke voordelen van een actief wijnbouwbeleid ziet of dat het louter de door de EU opgelegde verplichting is die aan de basis van dit beleid ligt? Wie zal het zeggen? Misschien zegt het beleid er zelf wel iets over. De minister zei dat een Vlaams wijnbeleid door de sector ‘gedragen’ zou moeten worden. Gedragen, het woord is schitterend gekozen. Wordt met deze metafoor misschien ‘betalen’
bedoelt? Gedragen in de betekenis van ‘steunen’ wordt het project alleszins. Wijnbouwers werken in de ‘werkgroep druiventeelt’ samen met Vlaamse praktijkcentra en het Ministerie van Landbouw aan het realiseren van een deugdelijk gewasbeschermingbeleid en de realisatie van de IPM-maatregelen. Wijnbouwers zijn immers al jaren vragende partij om de in de ons omringende wijnbouwlanden gebruikte gewasbeschermingsmiddelen ook in België erkend te krijgen. Dankzij de open dialoog binnen de werkgroep, en de gunstige Europese ontwikkelingen, is er het afgelopen jaar op dit vlak al heel veel
gebeurd.
Het is aan de positieve houding van de overheid te danken
Maar de ontwikkeling van een Vlaams wijnbeleid is meer dan enkel het omzetten van EU regels in nationale wetgeving en het erkennen van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen. Om de wijnbouw te laten uitgroeien tot een betekenisvolle tak binnen de Vlaamse land- en tuinbouw zijn er opleidingen en bijscholingscursussen nodig, informatie en deskundig advies naar nieuwe
wijnbouwers en ondersteuning van startende wijnbouwers. Het verzamelen en beschikbaar maken van kennis en informatie in de Nederlandse taal is hierbij een cruciale voorwaarde. De in ons land aanwezige kennis is verspreid over de inmiddels vele Vlaamse wijnbouwers, en daardoor niet toegankelijk voor zij die overwegen om aan wijnbouw te gaan doen. Men kan van de wijnbouwers niet verwachten dat zij hun eigen bedrijf verwaarlozen om hun toekomstige collega’s te gaan adviseren, opleiden en begeleiden. Als het beleid op de verdere professionele ontwikkeling van de wijnbouw is gericht moet men daar ook in
investeren.
Opleiding en scholing
Op de eerste plaats is een goede opleiding van nieuwe wijnbouwers onontbeerlijk, maar ook naar bestaande wijnbouwers die veelal vanuit hun hobby naar wijnbouwer in hoofd- of bijberoep geëvolueerd zijn is bijscholing van groot belang. Nieuwe werkwijzen als gevolg van milieumaatregelen en vakbekwaamheid voor wat betreft het verantwoord gebruik van gewasbescherming zijn hierbij enkele zaken die deel uitmaken van de EU richtlijnen en verordeningen, waarvoor de overheid de verplichting heeft om in de nodige opleidingen te voorzien. Geen enkele dagopleiding in Vlaanderen heeft wijnbouw als optie, zelfs niet als keuzevak. Het zijn tot voor kort de hobbyisten die met het maken van fruitwijnen zijn begonnen en overschakelden naar druiven die met opleidingen voor hun leden zijn begonnen. Inmiddels biedt Syntra met veel succes op een viertal plaatsen in Vlaanderen de opleiding ‘wijnbouwer/wijnmaker’ aan die een officieel erkend diploma aflevert. Veel meer dan een gedegen basiskennis mag men van een avondcursus natuurlijk niet verwachten, maar het is wel een absoluut minimaal vereiste om zelfstandig met wijnbouw te beginnen. Ook creëren de aankomende wijnbouwers op deze manier hun eigen netwerk van mensen die hun veelal met raad en/of daad terzijde staan.
Informatie
Er is veel informatie, kennis en ervaring nodig om een wijngaard aan te leggen. Mensen die willen starten met een wijngaard weten niet waar zij voor advies terecht kunnen en lopen het risico ‘onvolledig’ of zelfs ‘verkeerd’ te worden geïnformeerd. De gevolgen hiervan kunnen zeer ernstig zijn voor de betrokkenen die veelal pas na meerdere jaren ontdekt de verkeerde stokken te hebben aangeplant. Maar voor de ontwikkeling van de Belgische wijnbouw schuilt er nog een veel groter gevaar. Alle wijn die kwalitatief onvoldoende scoort bezoedeld het blazoen van de Vlaamse wijn. ‘Een keer maar nooit meer!’ is de begrijpelijke reactie van de consument die zo een minderwaardige wijn in zijn glas krijgt. De goede naam die door onze beste wijnbouwers in de afgelopen jaren is opgebouwd kan vlug om zeep worden geholpen. Daarom proberen onze beste wijnbouwers er ook alles aan te doen dat de nieuwkomers in elk geval een goede wijn maken. Zij willen hun kennis en ervaring graag delen met een ‘centrum’ van waaruit de volgende generatie wijnbouwers hun informatie kan halen.
Deskundig advies & ondersteuning
De wijnmakers die nu hoge ogen gooien hebben allemaal veel tijd en geld geïnvesteerd in buitenlandse opleidingen en adviseurs. Het zijn soms mensen die wereldwijd aanzien genieten onder wijnmakers die mee aan de basis liggen van onze beste wijnen.
Kenniscentrum
Men kan van iemand die een of twee hectaren wijngaard wil aanleggen niet verwachten dat hij eerst een paar jaar in het buitenland gaat studeren of een klein vermogen gaat besteden aan adviseurs uit Duitsland, Frankrijk of nog verder. De noodzakelijke kennis moet in eigen land, en in eigen taal, beschikbaar worden gemaakt. Ten minste als men werkelijk de wijnbouw verder wil ontwikkelen tot een belangrijke economische activiteit. Het is dus duidelijk nodig om de aanwezige kennis en ervaring, aangevuld met informatie van wijnbouwinstituten in de ons omringende landen, ergens te centraliseren. In een kennis-centrum dus; een Kenniscentrum voor de Vlaamse wijnbouw. Het realiseren van een dergelijk kenniscentrum hoeft geen kostbare zaak te zijn als men de aanwezige accommodaties, faciliteiten en specialisten optimaal benut. In de meeste landen is om die rede de wijnbouw op dezelfde locatie ondergebracht waar ook ander teelten, met name fruit, zijn ondergebracht. Gebouwen, machines voor proefvelden, specialisten zoals mycologen, zoölogen en dergelijke, laboratoria, dit alles hoeft men niet opnieuw te realiseren. Die zijn er immers al. Enkel een coördinator die ook de uitwisseling met buitenlandse centra onderhoudt is er nodig. Maar het is wel belangrijk dat hij in het buitenland een visitekaartje van het ‘Kenniscentrum voor de Vlaamse wijnbouw’ en liefst in de drie landstalen plus Engels kan voorleggen.
‘Ook zal met VLAM bekeken worden hoe de promotie van de Vlaamse wijnen een extra impuls kan krijgen.’
In oktober 2011 presenteerde Vlaams minister-president en minister van landbouw Chris Peeters zijn ‘Beleidsbrief Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid, Beleidsprioriteiten 2011-2012’ met daarin een hoofdstuk gewijd aan de ontwikkeling van een heus Vlaams wijnbouwbeleid. ’De wijnbouwsector in Vlaanderen is de kinderschoenen ontgroeid en heeft het potentieel om uit te groeien tot een stevige tak binnen de Vlaamse land- en tuinbouw.’
Is er sprake van visie en de ontwikkeling van een coherent beleid dat gericht is op de ontwikkeling van Vlaamse wijngebieden die werkelijk ook economisch iets voorstellen of zijn er andere krachten aan het werk?
Het ziet er allemaal zo veelbelovend uit in de beleidsbrief van de minister; “Daarom zal voor de eerste maal en in nauw overleg met de sector een beleid worden uitgewerkt voor deze subsector”, maar amper twee enkele weken later komt de aap uit de mouw. België heeft zijn landbouwbeleid gefederaliseerd en bijgevolg is wijnbouw een Vlaamse bevoegdheid geworden. Daarmee is ook Vlaanderen belast met de uitvoering van Europese richtlijnen en verordeningen als het over landbouw gaat. Bovendien is België voor de EU officieel een wijnbouwland en moet Vlaanderen dus ook de Europese beslissingen betreffende wijnbouw uitvoeren.
De belangrijkste EU beslissingen die voor de wijnbouw belangrijk zijn en die Vlaanderen moet uitvoeren hebben betrekking op gewasbescherming de harmonisering van de erkenningen van gewasbeschermingsmiddelen en de invoering van IPM maatregelen.
Gewasbescherming voor de wijnbouw
Historisch zijn er voor de druiventeelt, die een kleine teelt is en bijgevolg voor derdenuitbreiding in aanmerking komt, een aantal gewasbeschermingsmiddelen erkend die niet specifiek voor de druiventeelt werden ontwikkeld. In de laatste jaren zijn er nieuw ontwikkelde sproeistoffen specifiek voor de wijnbouw ontwikkeld welke vaak niet bruikbaar zijn voor andere teelten. Bijgevolg konden zij dus niet middels derdenuitbreiding een erkenning krijgen maar moesten zij het volledige parcours van de erkenning doorlopen. Gezien de geringe omvang van onze wijnbouw loonde het voor de producenten natuurlijk niet de moeite om de kosten van een erkenning te dragen. Bijgevolg werden de nieuwste producten in België dan ook niet erkend.
Met de invoering van Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van 21 oktober 2009 per 14 juni 2011 zijn er vereenvoudigde procedures voor nieuwe middelen die voor de centraal Europese zone, waarin onder meer de Benelux en Duitsland ligen, werden goedgekeurd. Enkel indien men ‘als gevolg van specifieke omstandigheden in verband met milieu of landbouw, gegronde redenen heeft om aan te nemen dat het betrokken middel nog steeds een onaanvaardbaar risico vormt voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu’ kan een lidstaat een in een ander land van dezelfde zone erkend gewasbeschermingsmiddel de erkenning weigeren. Hierdoor zullen in de toekomst nieuwe specifiek voor de wijnbouw ontwikkelde gewasbeschermingsmiddelen ook snel voor ons land beschikbaar komen. Dit komt niet enkel de kwaliteit van de wijn en de opbrengst van de wijngaard ten goede, het zijn ook veelal minder milieubelastende middelen. Voor de toekomst ziet het er dus goed uit, maar helaas was er geen overgangsregeling voor reeds bestaande, maar in België niet voor wijnbouw toegelaten, producten. Het overleg tussen wijnbouwers en de overheid heeft er inmiddels toe geleid dat er een hele reeks van dergelijke middelen inmiddels ook bij ons een erkenning hebben gekregen. Het door de minister aangekondigde overleg met de sector werpt dus nu reeds zijn vruchten af. Het jaar 2012, met een uitzonderlijk zware infectiedruk van echte en valse meeldauw, heeft hiervan reeds ten volle kunnen profiteren. Het overleg met de sector werd georganiseerd in een ‘werkgroep druiventeelt’ die de schakel vormt tussen de noden van de wijnbouwers en de overheid.
Invoering IPM maatregelen
De EU verplicht de lidstaten (richtlijn 2009/128/EG, van 21 oktober 2009, met ingang
van 1/1/2014) bevat enkele voor de wijnbouw belangrijke elementen.
Een daarvan is dat de lidstaten waarschuwingssystemen moeten opzetten om de telers in staat te stellen de gewasbescherming op de werkelijke infectiedruk af te stemmen in plaats van volgens de kalender te spuiten. In de beleidsbrief is er sprake van ‘het integreren van de druiventeelt in de werking van de Vlaamse praktijkcentra, bijvoorbeeld door het opzetten van waarnemingen- en waarschuwingssystemen.’Verschillende teelten,waaronder pitfruit, kennen reeds dergelijke waarnemingen-en waarschuwingssystemen (http://www.jki.bund.de/Obstbau_%2011-2011.pdf) die ervoor zorgen dat enkel behandeld wordt indien dit noodzakelijk is, maar ook voor onze wijnbouwers moet er om de IPM-richtlijn te kunnen uitvoeren een degelijk systeem komen. Het bestaande netwerk van waarneming-/weerstations levert alle informatie om met de juiste modellen, die in de ons omringende wijnbouwlanden reeds bestaan, de waarschuwingsberichten ook voor de wijnbouw verder te verfijnen. Inmiddels stelt, bij wijze van proef, pcfruit regelmatig waarschuwingsberichten voor de wijnbouwers op. Deze zijn op dit moment nog vrij algemeen maar in de toekomst kunnen een via het internet toegankelijk informatiesysteem aan de hand van de waarnemingen van het METY² weerstation-netwerk, ook verfijnde waarschuwingen ontwikkeld worden.
Wijnbouw en milieu
Van alle cultuurgewassen zijn de druiven voor de wijnbouw wellicht het meest gebaat bij biologische c.q. biodynamische teelt. Het is inmiddels voldoende aangetoond dat het minimaliseren van het gebruik van herbiciden en pesticiden een sleutelrol vervult in het maken van de beste kwaliteit wijn. Bij het maken van de goedkoopste kwaliteit daarentegen is juist het omgekeerde het geval. Een keer spuiten is nu eenmaal goedkoper dan regelmatig schoffelen. En inmiddels is ook al aangetoond dat lagere rendementen de weerstand van de druivelaar tegen allerlei ziektes vergroot en bemesting is in principe al helemaal uit den boze. Kwaliteit en ecologie gaan hierbij de wijnbouw hand in hand.
Wat moet een wijnbeleid omvatten
Onze Vlaamse overheid maakt inmiddels werk van de uitvoering van de EU richtlijnen en verordeningen waar deze voor onze wijnbouw van belang zijn. Of dit het gevolg is van het feit dat men de economische en sociaal-maatschappelijke voordelen van een actief wijnbouwbeleid ziet of dat het louter de door de EU opgelegde verplichting is die aan de basis van dit beleid ligt? Wie zal het zeggen? Misschien zegt het beleid er zelf wel iets over. De minister zei dat een Vlaams wijnbeleid door de sector ‘gedragen’ zou moeten worden. Gedragen, het woord is schitterend gekozen. Wordt met deze metafoor misschien ‘betalen’
bedoelt? Gedragen in de betekenis van ‘steunen’ wordt het project alleszins. Wijnbouwers werken in de ‘werkgroep druiventeelt’ samen met Vlaamse praktijkcentra en het Ministerie van Landbouw aan het realiseren van een deugdelijk gewasbeschermingbeleid en de realisatie van de IPM-maatregelen. Wijnbouwers zijn immers al jaren vragende partij om de in de ons omringende wijnbouwlanden gebruikte gewasbeschermingsmiddelen ook in België erkend te krijgen. Dankzij de open dialoog binnen de werkgroep, en de gunstige Europese ontwikkelingen, is er het afgelopen jaar op dit vlak al heel veel
gebeurd.
Het is aan de positieve houding van de overheid te danken
Maar de ontwikkeling van een Vlaams wijnbeleid is meer dan enkel het omzetten van EU regels in nationale wetgeving en het erkennen van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen. Om de wijnbouw te laten uitgroeien tot een betekenisvolle tak binnen de Vlaamse land- en tuinbouw zijn er opleidingen en bijscholingscursussen nodig, informatie en deskundig advies naar nieuwe
wijnbouwers en ondersteuning van startende wijnbouwers. Het verzamelen en beschikbaar maken van kennis en informatie in de Nederlandse taal is hierbij een cruciale voorwaarde. De in ons land aanwezige kennis is verspreid over de inmiddels vele Vlaamse wijnbouwers, en daardoor niet toegankelijk voor zij die overwegen om aan wijnbouw te gaan doen. Men kan van de wijnbouwers niet verwachten dat zij hun eigen bedrijf verwaarlozen om hun toekomstige collega’s te gaan adviseren, opleiden en begeleiden. Als het beleid op de verdere professionele ontwikkeling van de wijnbouw is gericht moet men daar ook in
investeren.
Opleiding en scholing
Op de eerste plaats is een goede opleiding van nieuwe wijnbouwers onontbeerlijk, maar ook naar bestaande wijnbouwers die veelal vanuit hun hobby naar wijnbouwer in hoofd- of bijberoep geëvolueerd zijn is bijscholing van groot belang. Nieuwe werkwijzen als gevolg van milieumaatregelen en vakbekwaamheid voor wat betreft het verantwoord gebruik van gewasbescherming zijn hierbij enkele zaken die deel uitmaken van de EU richtlijnen en verordeningen, waarvoor de overheid de verplichting heeft om in de nodige opleidingen te voorzien. Geen enkele dagopleiding in Vlaanderen heeft wijnbouw als optie, zelfs niet als keuzevak. Het zijn tot voor kort de hobbyisten die met het maken van fruitwijnen zijn begonnen en overschakelden naar druiven die met opleidingen voor hun leden zijn begonnen. Inmiddels biedt Syntra met veel succes op een viertal plaatsen in Vlaanderen de opleiding ‘wijnbouwer/wijnmaker’ aan die een officieel erkend diploma aflevert. Veel meer dan een gedegen basiskennis mag men van een avondcursus natuurlijk niet verwachten, maar het is wel een absoluut minimaal vereiste om zelfstandig met wijnbouw te beginnen. Ook creëren de aankomende wijnbouwers op deze manier hun eigen netwerk van mensen die hun veelal met raad en/of daad terzijde staan.
Informatie
Er is veel informatie, kennis en ervaring nodig om een wijngaard aan te leggen. Mensen die willen starten met een wijngaard weten niet waar zij voor advies terecht kunnen en lopen het risico ‘onvolledig’ of zelfs ‘verkeerd’ te worden geïnformeerd. De gevolgen hiervan kunnen zeer ernstig zijn voor de betrokkenen die veelal pas na meerdere jaren ontdekt de verkeerde stokken te hebben aangeplant. Maar voor de ontwikkeling van de Belgische wijnbouw schuilt er nog een veel groter gevaar. Alle wijn die kwalitatief onvoldoende scoort bezoedeld het blazoen van de Vlaamse wijn. ‘Een keer maar nooit meer!’ is de begrijpelijke reactie van de consument die zo een minderwaardige wijn in zijn glas krijgt. De goede naam die door onze beste wijnbouwers in de afgelopen jaren is opgebouwd kan vlug om zeep worden geholpen. Daarom proberen onze beste wijnbouwers er ook alles aan te doen dat de nieuwkomers in elk geval een goede wijn maken. Zij willen hun kennis en ervaring graag delen met een ‘centrum’ van waaruit de volgende generatie wijnbouwers hun informatie kan halen.
Deskundig advies & ondersteuning
De wijnmakers die nu hoge ogen gooien hebben allemaal veel tijd en geld geïnvesteerd in buitenlandse opleidingen en adviseurs. Het zijn soms mensen die wereldwijd aanzien genieten onder wijnmakers die mee aan de basis liggen van onze beste wijnen.
Kenniscentrum
Men kan van iemand die een of twee hectaren wijngaard wil aanleggen niet verwachten dat hij eerst een paar jaar in het buitenland gaat studeren of een klein vermogen gaat besteden aan adviseurs uit Duitsland, Frankrijk of nog verder. De noodzakelijke kennis moet in eigen land, en in eigen taal, beschikbaar worden gemaakt. Ten minste als men werkelijk de wijnbouw verder wil ontwikkelen tot een belangrijke economische activiteit. Het is dus duidelijk nodig om de aanwezige kennis en ervaring, aangevuld met informatie van wijnbouwinstituten in de ons omringende landen, ergens te centraliseren. In een kennis-centrum dus; een Kenniscentrum voor de Vlaamse wijnbouw. Het realiseren van een dergelijk kenniscentrum hoeft geen kostbare zaak te zijn als men de aanwezige accommodaties, faciliteiten en specialisten optimaal benut. In de meeste landen is om die rede de wijnbouw op dezelfde locatie ondergebracht waar ook ander teelten, met name fruit, zijn ondergebracht. Gebouwen, machines voor proefvelden, specialisten zoals mycologen, zoölogen en dergelijke, laboratoria, dit alles hoeft men niet opnieuw te realiseren. Die zijn er immers al. Enkel een coördinator die ook de uitwisseling met buitenlandse centra onderhoudt is er nodig. Maar het is wel belangrijk dat hij in het buitenland een visitekaartje van het ‘Kenniscentrum voor de Vlaamse wijnbouw’ en liefst in de drie landstalen plus Engels kan voorleggen.
‘Ook zal met VLAM bekeken worden hoe de promotie van de Vlaamse wijnen een extra impuls kan krijgen.’